Terwijl de ogen van de wereld gericht zijn op Libië houdt Bashar al-Assad thuis in Syrië.
Gisteren openden veiligheidstroepen het vuur op demonstranten. Het resultaat:
tenminste 70 doden.
In Ezreh, waar de protesten tegen het regime de afgelopen weken het felst waren, zouden acht doden zijn gevallen. In Hirak stierf ook een demonstrant en in Damascus vielen nog eens zes doden.
RTL Nieuws merkt ook op dat "het harde politieoptreden lastig [is] te rijmen met de handreiking die president Al-Assad gisteren deed". Toen hief hij namelijk de noodtoestand op en zei hij dat vreedzaam betogen voortaan zou worden toegestaan.
De Syrische oppositie heeft gisteren ontdekt wat het woord van Assad waard is: drie keer niets.
Ik vraag me af hoelang Assad de betogers nog onder de duim kan houden. Het overheidsgeweld lijkt toe, in plaats van af te nemen. Andere autoritaire regimes - denk aan Libië, Egypte en Tunesië - probeerden hetzelfde, maar verloren uiteindelijk toch de strijd. Hoe meer geweld een dictator gebruikt tegen zijn eigen volk, hoe meer hij het tegen zich in het harnas jaagt. Op een gegeven moment moet hij dan kiezen: of doorzetten en nog grootschaliger slachtingen aanrichten, of opgeven en aftreden.
In Egypte bestond het gevaar voor Mubarak er voor een groot deel ook uit dat het leger zich tegen hem zou keren. De militairen waren daar bijzonder populair onder de bevolking. De kans was klein dat hoge officieren hun soldaten de opdracht zouden geven op hun eigen broers en vaders te schieten die aan het demonstreren waren. Hoe zit dat in Syrië? Dat is de vraag. Hoe sterk zit Assad in het zadel?
We gaan het de komende dagen en wellicht zelfs weken zien.
Al Jazeera geeft in ieder geval aan dat Assad diep in de problemen zit. Elke dictator loopt een geweldig risico op het moment dat hij concessies doet. De oppositie eist dan alleen maar meer, tot het uiteindelijk eist dat het regime ophoudt te bestaan.