Vanochtend las ik een artikel in De Volkskrant over het nieuwe boek van professor Amy Chua dat volgende maand uitkomt: 'The Triple Package'. Reden voor een controversiëlere column dan u doorgaans van mij gewend bent. Amy Chua is een Chinees-Filipijns-Amerikaanse professor aan Yale University. Zij is beter bekend als 'de Tijgermoeder', vanwege haar memoires, enkele jaren geleden, over de gedisciplineerde opvoeding van haar kinderen. Zij stelde daarin dat haar 'Chinese' aanpak betere resultaten oplevert dan de huidige softe Amerikaanse. Waaruit bestond die Chinese aanpak dan? Snoeihard en veeleisend in plaats van begripvol en omzichtig, zoals de meeste ouders in de VS hun kinderen opvoeden. Volgens Chua worden Chinese kinderen veel gedisciplineerder opgevoed, met de drive en de wil om uit te willen blinken. Hun motto is: '
in pursuit of excellence'. Zelf is Chua een schoolvoorbeeld daarvan, want ze is in twee studies (economie en rechten) summa cum laude afgestudeerd aan topuniversiteit Harvard en haar eerste drie boeken waren allemaal bestsellers.
In haar vierde boek stelt ze dat bepaalde 'culturele' groepen veel beter presteren dan anderen, zelfs als hun ouders arm en laagopgeleid zijn. Maar hierover wil ik het niet hebben, ook niet over haar 'Tijgermoeder' boek, maar wel over de door haar gesignaleerde cultuurverschillen tussen etnische groepen en de invloed die dat kan hebben op de (economische) performance van een natie. In haar eerste boek: 'World on Fire', How Exporting Free Market Democracy Breeds Ethnic Hatred and Global Instability', gepubliceerd in 2002, stelt ze dat met name in opkomende economieën etnische minderheden een relatief hoge welvaarts voorsprong genieten. Als voorbeeld noemt ze de Chinese minderheid in diverse Zuid-Aziatische landen als De Filipijnen, Indonesië, Burma, Thailand, Laos, Maleisië en Vietnam. Tegelijkertijd signaleert Chua een zekere wrok tegen succesvolle minderheden, welke nog versterkt wordt indien sprake is van etnische verschillen met de meerderheid van de bevolking.
Vervolgens benadrukt Chua, dat deze ongelijkheid verder versterkt wordt door de wereldwijde verbreiding van het westers model van de vrije markt. Deze globalisering verergert in haar optiek niet alleen de etnische ongelijkheid in onderontwikkelde landen, maar is ook verantwoordelijk voor de politieke instabiliteit in veel van die landen. Opvallend is, dat Chua de westerse vrije, open en democratische samenleving juist als een bedreiging ziet voor de ontwikkeling van die landen. Volgens Chua versterkt het (westerse) vrije markt denken de etnische verschillen binnen een samenleving. Dat wil zeggen, ten gunste van een 'economisch dominante minderheid' en ten koste van de meerderheid.
In haar tweede boek, 'Day of Empire: How Hyperpowers Rise to Global Dominance and Why They Fall' uit 2007, beschrijft Chua waardoor sommige landen zich wel tot succesvolle grootmachten ontwikkelen en andere er niet slagen om hun macht vast te houden. Als succesvolle voorbeelden noemt Chua het Romeinse Rijk, de Tang Dynastie, het Mongoolse Rijk en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Als mislukte voorbeelden noemt ze het Spaanse imperialisme, Nazi-Duitsland en het Groot-Aziatische rijk. Volgens Chua zijn de succesverhalen gebaseerd op tolerantie van etnische minderheden en worden de mislukkingen veroorzaakt door ofwel een groeiende intolerantie van de elite hetzij door een falen om een eigen, overkoepelende 'identiteit' te vormen. Het Spaans-Habsburgse Rijk is daar een goed voorbeeld van: er was onvoldoende sprake van een gedeelde identiteit en gemeenschappelijke waarden.
Echter, Chua signaleert een enorme historische ironie. Waar enerzijds het benutten van de vaardigheden van allerlei minderheden tot welvaartgroei en macht leiden, leidt daarnaast in vrijwel alle gevallen multiculturele tolerantie tot instabiliteit, sociale ontwrichting en uiteindelijk verval van de landen. Multiculturen in één land leiden tot conflicten, haat en geweld schrijft Chua. En daar waar de VS er altijd in is geslaagd om succesvol minderheden te integreren, dreigt thans, met de massale (en illegale) import uit met name Latijns-Amerikaanse landen een heus schisma. Het land dreigt verdeeld te worden in een Engels en een Spaans sprekend deel.
Dit doet mij sterk denken aan de opvattingen van Samuel P. Huntington in diens boek 'Who are we?'. Daarin schetst Huntington min of meer hetzelfde beeld:
"America was founded by British settlers who brought with them a distinct culture, including the English language, Protestant values, individualism, religious commitment, and respect for law. The waves of immigrants that later came to the United States gradually accepted these values and assimilated into America's Anglo-Protestant culture. More recently, however, our national identity has been eroded by the problems of assimilating massive numbers of primarily Hispanic immigrants and challenged by issues such as bilingualism, multiculturalism, the devaluation of citizenship, and the "denationalization" of American elites."
Wat hieruit onomstotelijk naar voren komt is het belang van een gemeenschappelijke taal, geloof en cultuur. Zijn de verschillen te groot, dan ontstaat chaos en verval. Onwillekeurig doemen er in mijn hoofd parallellen op met de huidige Europese Unie... Maar dat geheel terzijde. We hebben in Europa meer Chua's nodig en minder, veel minder Reding's.
Klik hier voor een overzicht van mijn columns en volg mij hier op Twitter