Meer 'beta' kan de kwaliteit van de politieke besluitvorming verhogen.
Onder de titel, 'Alfamannetjes', kwam 'pietkremer' onlangs met een interessant commentaar op mijn 'posting' over de
emissiehandel, die thans op apagapen ligt.
Hij schreef:
Gisteren werd bijna feestelijk aangekondigd op tv dat er een energieakkoord ligt. Ook op RTL 4 was men enthousiast. De zee vol windmolens en laat maar waaien. Nederland gaat vol op wind en zon inzetten, terwijl de kosten zo gigantisch zijn dat de consument steeds meer moet betalen voor zijn stroom.
Hier op DDS volg ik Labohm op de voet en hoewel ik een alfamannetje ben, schaart mijn gezond boerenverstand mij achter Labohm.
Ik ben er dus van overtuigd dat inzetten op wind achteraf zal worden betreurd, zeker als later blijkt dat andere landen beter af zijn met exploitatie van schaliegas. Ik ben bevriend met een milieu-ambtenaar die bestuurlijke milieukunde heeft gestudeerd en eigenaren van kantoor- en fabrieksdaken moet enthousiasmeren om hun daken te bedekken met zonnepanelen. Ik heb hem gevraagd of hij ooit kennis nam van de bezwaren tegen wind- en zonne-energie, zoals bijvoorbeeld te vinden op DDS. Daarop begon mijn vriend vuur te spuwen en af te geven op Labohm, die volgens hem onzin zou verkondigen.
Zorgwekkender vind ik echter dat onze parlementsleden waarschijnlijk voor dat energieakkoord zullen stemmen, terwijl ze waarschijnlijk nog nooit kennis hebben genomen van de geargumenteerde bezwaren. Natuurlijk kunnen al die alfa's in de kamerbankjes geen verstand hebben van energie, dus worden ze ingefluisterd door wie? Of zit het hem in hun partijprogramma's die alternatieve energie zalig hebben verklaard en handelen onze parlementariërs als brave gelovigen voor wie er slechts één waarheid bestaat en voor wie de realiteit niet van belang is? Of lezen ze de verkeerde kranten zoals Trouw, een krant die vrijwel dagelijks propaganda maakt voor wind en zon?
Kan Labohm eens zijn licht laten schijnen over de vraag waarom er een taboe rust in het parlement op een kritische benadering van het energievraagstuk?
Aldus 'pietkremer'.
Ik heb in het verleden wel over deze materie gepubliceerd.
We zijn in de greep geraakt van het 'groene denken', dat aansluit bij romantische noties van een natuur die ooit zuiver was en thans door de mens wordt bezoedeld. De angst voor de opwarming van de aarde thans klimaatverandering genoemd, omdat de aarde al zo'n 16 jaar niet meer opwarmt is daarvan een onderdeel. Zoals de imiddels overleden Amerikaanse politicoloog Aaron Wildavsky ooit eens opmerkte: 'Global warming alarmism is the mother of all environmental scares.'
Eerder schreef ik daarover:
Met een zekere regelmaat wordt de wereld opgeschrikt door de aankondiging van naderend onheil. In de tijd van de zondvloed kwam de waarschuwing nog van 'boven' in de vorm van een 'goddelijke aanwijzing'. Thans begint het meestal met een 'wetenschappelijke' publicatie die op basis van modelstudies concludeert dat ons in de nabije toekomst allerlei rampen zullen treffen. Dergelijke publicaties worden steevast gevolgd door krantenkoppen die deze apocalyptische toekomstvisioenen nog versterken, terwijl de tv vertegenwoordigers van de milieubeweging opvoert die met een van onheil bezwangerde blik bevestigen dat de toestand inderdaad zéér, zéér ernstig is. Maar, zo voegen zij eraan toe, als de mensheid zijn gedrag verandert, is het nog niet te laat!
Niet zelden mondt dit alarmisme uit in een pleidooi voor de implementatie van het Kyoto-verdrag dat gericht is op de vermindering van de uitstoot van door de mens veroorzaakte broeikasgassen, zoals CO2, die tot een catastrofale opwarming van de aarde zouden leiden.
Enige weken geleden was het weer raak. Dit keer was het een artikel dat op 8 januari in het wetenschappelijk tijdschrift Nature verscheen waarin Chris Thomas met 18 (!) co-auteurs beweerde dat de opwarming van de aarde volgens de projecties van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change: een soort klimatologische denktank van de wereldgemeenschap) leidt tot het uitsterven van meer dan een miljoen soorten dieren en planten, afhankelijk van de temperatuurstijging. Een korte zoektocht op internet naar de kritieken op het artikel van Thomas c.s. leert echter dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat om een door de computer gegenereerd virtueel verlies aan biodiversiteit dat weinig met de werkelijkheid heeft te maken. De onderzoekers hebben dit getal berekend door het effect van temperatuurstijging op een zeer kleine en niet-representatieve steekproef van dieren en planten te extrapoleren naar alle dieren en planten. Het betrof hier ruim 1000 soorten in een beperkt aantal klimaat'enveloppen' (gebieden met bepaalde klimaatkenmerken waar de betrokken dier- en plantensoorten zijn te vinden). Dat komt neer op slechts 0,008 procent van het (geschatte) totale aantal dier- en plantensoorten. Bovendien zijn zij uitgegaan van een theorie (uit 1859) die stelt dat er een vaste verhouding is tussen de omvang van de habitat en biodiversiteit: als de habitat krimpt, neemt het aantal soorten af. Maar deze verhouding is in wezen niet rigide. Soorten passen zich aan, zoals we sinds Darwin weten. Bovendien is er naast inkrimping van habitat op de ene plaats weer uitbreiding van habitat op een andere plaats. Voorts komen er van vele dier- en plantensoorten ook populaties voor buiten hun dominante klimaat'envelop'. Daarnaast is in de eerste helft van de 20ste eeuw de temperatuur ook met een halve graad gestegen. Als dieren en planten deze periode hebben weten te overleven - en er is voor deze periode niets bekend van massale verdwijning - dan dient daaruit te worden geconcludeerd dat zij kennelijk niet zo erg kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Ten slotte geldt dat planten zich bij een CO2-rijkere atmosfeer prettiger voelen bij iets hogere temperaturen.
Hoe komt het dan toch dat bladen als Nature het af en toe niet kunnen laten om dit soort wetenschappelijk broddelwerk prominent te publiceren? En hoe komt het toch dat de media zo moeilijk weerstand kunnen bieden aan de verleiding om dit soort ongefundeerde onheilsprofetieën kritiekloos te verspreiden? En meer in het algemeen: waarom hechten brede lagen van de bevolking geloof aan dit soort alarmistische uitlatingen?
Een deel van de verklaring zou kunnen zijn dat het doemdenken appelleert aan archetypische denkbeelden die in de westerse beschaving een belangrijke plaats innemen: apocalyptische visies die door de eeuwen heen steeds weer in nieuwe gedaanten opduiken. De voorspellingen uit het Boek der Openbaringen vormen daarvan misschien het oudst bekende voorbeeld. Daarin wordt beschreven dat de wereld aan vuur ten onder zal gaan. Ook werd in vroeger tijden door verschillende denkers, zoals Plato en Aristoteles, overbevolking als een bedreiging van de mensheid afgeschilderd. En na Tertullianus in de tweede eeuw en Giovanni Botero in de zestiende eeuw, waarschuwde Thomas Malthus in zijn beroemde 'Essay on Population' (1798) voor hetzelfde gevaar. Malthus poneerde daarin dat de bevolking als een meetkundige reeks groeide, terwijl de voedselproductie slechts als een rekenkundige reeks toenam. Dit zou tot hongersnoden leiden.
En dertig jaar geleden verscheen het rapport aan de Club van Rome, waarin ons grenzen aan de groei in het vooruitzicht werden gesteld, die omstreeks het jaar 2000 tot allerlei catastrofes zouden leiden.
De ontvankelijkheid van het publiek voor dit doemdenken werd nog versterkt door het bij velen aanwezige religieuze zondebesef en schuldgevoel, alsmede de afkeer van hedonisme met zijn materialisme en consumentisme en de tegenstelling tussen arm en rijk in de wereld.
Wat al deze voorspellingen gemeen hebben, is dat zij niet zijn uitgekomen. Vooral de methodiek van het rapport aan de Club van Rome vertoont gelijkenis met de huidige studies van het klimaat. Het gebruik van modellen en (super)computers staat daarbij centraal. Soms lijkt het erop dat zij de plaats hebben ingenomen van de magische kristallen bol van de toekomstvoorspellers van weleer. Zij imponeren het publiek dat niet bekend is met de fundamentele beperkingen van de modelbenadering.
Ook het verdwijnen van de ideologische tegenstelling tussen het Oostblok en het Westen heeft een belangrijke impuls gegeven aan de aandacht voor de milieuproblematiek, waaronder het vraagstuk van de klimaatverandering. De traditionele paradigma's voldeden niet meer. De ineenstorting van het communisme, de opkomst van de informatietechnologie, het onvermogen van de bestaande theorieën om economische ontwikkeling te verklaren en te sturen, de uitdagingen vanuit het Verre Oosten, de toenadering van de sociale democratie tot het marktliberalisme in Europa en vele andere factoren maakten een fundamentele ideologische heroriëntatie noodzakelijk. Men had het gevoel dat de oude politieke filosofieën en partijen op hun laatste benen liepen. Politici hadden nog maar weinig over om voor te vechten. Zij waren niet in staat een wervende toekomstvisie te ontwikkelen en voelden zich gedegradeerd tot beheerders van de status quo. Het milieudenken bood de mogelijkheid om het ideologisch vacuüm op te vullen en daarmee de kiezers die sympathiseerden met 'groen' aan zich te binden.
Daarenboven bood het milieudenken ook kansen aan degenen die voorstander zijn van een sterke overheid als instrument voor maatschappelijke verandering en die met lede ogen hadden moeten aanzien dat de tijdgeest van de terugtredende overheid zich tegen hen had gekeerd. De zorg voor het milieu wordt door velen beschouwd als iets dat voorrang heeft op het enge individuele eigenbelang. Men is bereid hiervoor sturing van de overheid te aanvaarden en individuele vrijheid op te offeren.
De vermeende opwarming van de aarde door de menselijke uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2, wordt wel als de 'moeder van alle milieu-angsten' aangeduid. Maar staat het wel wetenschappelijk vast dat de mens bezig is een oven van zijn planeet te maken? De zogenoemde klimaatsceptici menen van niet. Zij wijzen erop dat de wetenschappelijke basis van het verdrag van Kyoto, dat beoogt grenzen te stellen aan de door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen, te wankel is. Sommigen van hen ontkennen dat er überhaupt sprake is van een opwarming van de aarde en noemen Kyoto zelfs een politieke oplossing voor een niet-bestaand probleem. Anderen geloven dat er wél sprake is van een kleine opwarming, maar dat deze dient te worden toegeschreven aan de natuurlijke klimaatvariabiliteit. Weer andere sceptici erkennen een zekere beïnvloeding door de mens van de wereldtemperatuur, maar achten deze verwaarloosbaar en in ieder geval niet schadelijk.
Meer specifiek richt de kritiek van de klimaatsceptici zich op de projecties van het IPCC. Er dient met nadruk op te worden gewezen dat het hier om projecties gaat; dus niet om voorspellingen. Projecties geven aan wat er bij bepaalde veronderstellingen zou kunnen gebeuren. Maar die veronderstellingen kunnen heel goed onjuist zijn. En dan gebeurt er iets heel anders. [Noot HL: Dat is inmiddels gebleken. De opwarmings'pauze' duurt nu al zo'n 16 jaar.]
De projecties van het IPCC zijn het resultaat van een koppeling van klimaatmodellen en economische modellen. Op beide soorten is fundamentele kritiek uitgeoefend. De klimaatmodellen worden gevoed met temperatuurmetingen, geleverd door een netwerk van meetstations die op het aardoppervlak staan. Die metingen laten inderdaad enige opwarming zien. Maar dat netwerk vertoont grote gaten. Er zijn nauwelijks meetstations op de oceanen en de polen, en in de Derde Wereld worden de instrumenten vaak slecht onderhouden, waardoor ze niet nauwkeurig zijn. Bovendien staan de meetstations vaak in of in de buurt van (uitdijende) steden en vliegvelden. Daar is het over het algemeen warmer dan op het platteland. Dat betekent dat de metingen worden vertekend door het stadseffect, aldus de critici.
Temperatuurmetingen met behulp van satellieten (sinds 1979), die veel nauwkeuriger zijn dan oppervlaktemetingen, laten geen noemenswaardige opwarming zien. Voorts achten de sceptici de klimaatmodellen niet betrouwbaar. Ze wijzen er onder andere op dat zij niet zijn gevalideerd. Dat wel zeggen, men is er nog niet in geslaagd om met behulp van deze modellen het temperatuurverloop in het verleden te simuleren. Hoe zouden deze modellen dan een betrouwbare leidraad kunnen bieden om de toekomst te voorspellen?
De economische modellen geven antwoord op de vraag hoeveel uitstoot van broeikasgassen mag worden verwacht bij verschillende groeiscenario's. Ook deze zijn mikpunt van kritiek geweest. Hier hebben Ian Castles, voormalig directeur van het Australische Bureau voor de Statistiek, en David Henderson, voormalig 'chief economist' van de OESO, gewezen op de geweldige overdrijving van de wereldwijde economische groeicijfers die het IPCC heeft gebruikt voor zijn projecties van de toekomstige uitstoot van broeikasgassen.
--
Tot zover enkele fragmenten uit een artikel dat ik jaren geleden schreef voor Trouw. Maar dat was niet in de krant als zodanig, maar in het speciale katern 'Letter en Geest' met een eigen redactie: een oase van bezonken analyses. Die redactie was gewend om voor zichzelf te denken. Zij was nogal kritisch en eigenzinnig. Dat bleek toch op den duur moeilijk verenigbaar met de 'progressieve' signatuur van Trouw. Dus moest de redactie van 'Letter en Geest' het veld ruimen.
Tja, zo gaan die dingen in dit land.
Sterker nog: bewindslieden en andere politici laten zich in klimaat- en aanverwante energiezaken slechts adviseren door een gesloten front van aanhangers van de menselijke broeikashypothese: wetenschappers, bedrijfsleven, milieubeweging, consulenten, kerken enz, waarvan de meesten ook financieel belang hebben bij het voortduren van de klimaathype. Het dus een kongsi van gevestigde belangen. Dissidente geluiden worden gesmoord. Degenen die een afwijkende opvatting hebben, worden qua carrière op een zijspoor gerangeerd en in extreme gevallen ontslagen of zien zich genoodzaakt om zelf ontslag te nemen. Het hoeven er maar enkele te zijn en alle andere kritische wetenschappers, ambtenaren enz. houden zich wel koest.
Degenen die toch openlijk kritiek hebben op de menselijke broeikashypothese en het beleid dat daaruit voortvloeit, kunnen rekenen op een al dan niet georchestreerde lawine van ad hominem aanvallen en slagen onder de gordel van een leger van - ongetwijfeld goedgelovige en welmenende - redders van de planeet, zoals mij regelmatig overkomt. Zie
hier en
hier.
Tja, zo werken die sociale mechanismen nu eenmaal. Geen wonder dat vele klimaatsceptici de huidige situatie op klimaatgebied hebben vergeleken het
Lysenkoïsme in de voormalige Sovjet Unie.
Voor mijn eerdere DDSbijdragen, zie
hier.