Hoogleraar Paul Cliteur is meteen na publicatie van Lale Güls debuutroman Ik ga leven verknocht geraakt aan het schrijfsel. "Ik zit te schateren van het lachen," schrijft de academicus: "Ik ga leven is een mooi antwoord op het Woke gewauwel waarmee we tegenwoordig overspoeld worden."
Wat een geweldig boek van Lale Gül, Ik ga leven. Terwijl ik zit te lezen, realiseer ik mij ineens dat ik helemaal van de Nederlandse literatuur vervreemd was geraakt omdat ik deze al jarenlang associeerde met saaie deugauteurs als Tommy Wieringa en Arnon Grunberg. Niks te beleven. Maar met Gül zit ik weer te schateren van het lachen. Ik waan me weer in de tijd van Gerard Reve.
Misschien is dat niet eens zo’n slechte introductie voor dit stukje. Zoals Reve (toen Van het Reve) in De avonden (1946) het muffe milieu beschrijft waar hij uitkomt, doet Gül dat ook. Maar Gül schrijft grappiger. De avonden is dan ook eigenlijk een saai boek. Reve komt pas op gang met Op weg naar het einde, Moeder en zoon, enzovoort.
Sterker, is hilarisch. En ongelooflijk intelligent. En ook nog eens ongelooflijk actueel in verband met de integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving. Wat zou het fijn zijn als onze politici in Den Haag dit boek zouden lezen.
Ik ga leven is een mooi antwoord op het woke gewauwel waarmee we tegenwoordig overspoeld worden: “Ik minacht ze met grote innigheid, die mensen die zich ontslaan van de morele plicht om alles met macht te krenken en met enige regelmaat te provoceren” schrijft Lale Gül op pagina 15.
Of deze: “Het leveren van kritiek is een kwestie van beschaving, en niet het opeisen van fatsoen,” ook op diezelfde pagina.
Dit is er één voor minister Sigrid Kaag, want dit boek is een antwoord op het microfeminisme waar minister Kaag zo sterk in is. “Microfeminisme”. Ik bedoel dit: Kaag hield tijdens een recent tv-gesprek premier Rutte voor dat tijdens de kabinetsvergaderingen voorzitter Rutte de mannelijke ministers langer aan het woord liet dan de vrouwelijke. Oh, gossie.
Minister, dit is een ander soort feminisme. Lale schrijft: “Een vrouw, dus ook ik, mag niet op zichzelf wonen voor haar huwelijk, dan zou ze verleid worden grote zonden te begaan en hadden de ouders geen toezicht op haar. Bij een snikkel maakte het op de een of andere manier niet veel uit.” (p. 39)
Snikkel, ja Lale is wel recht voor z’n raap. Maar dat was Reve ook.