Advocaat en Kamerkandidaat Peter Plasman (Code Oranje) ziet in de recente verruiming van rechten voor slachtoffers binnen strafzaken weinig: "Foute symboolwetgeving waar niemand wat aan heeft," en zelfs een "fopspeen." Liever gooit hij de volgorde van strafprocessen om; slachtoffers zijn daar veel meer mee gebaat, denkt de strafpleiter. In zijn column voor DDS legt Plasman uit hoe hij denkt dat dit gerealiseerd kan worden. Onlangs nam de Tweede Kamer de Wet uitbreiding slachtofferrechten aan. In deze wet zijn een aantal nuttige bepalingen opgenomen. Helaas worden deze overschaduwd door foute symboolwetgeving waar niemand wat aan heeft en die op één punt zelfs bijzonder schadelijk is.
Waar niemand wat aan heeft is het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden bij tbs-verlengingen. De rechter moet daarbij op basis van rapportages over de persoon van de dader beslissen of er nog steeds sprake is van gevaar voor herhaling. Het slachtoffer dat daarbij aan het woord komt zal wel gehoord worden, maar vervolgens wordt met zijn mening niets gedaan. De reden daarvan is dat het slachtoffer van de wetgever wel spreekrecht krijgt maar dat dezelfde wetgever het de rechter verbiedt daar iets mee te doen. De rechter mag immers alleen over het herhalingsgevaar oordelen. Het slachtoffer denkt dat hij een rol heeft maar hij heeft geen rol. Dat heet ook wel fopspeen.
Foute en schadelijke symboolwetgeving is de verschijningsplicht van de verdachte. Met deze verplichting wordt een elementair rechtsstatelijk uitgangspunt van strafrechtspleging in de uitverkoop gedaan, namelijk de onschuldpresumptie. Een uitvloeisel van de onschuldpresumptie is dat een verdachte - naast het ondergaan van voorlopige hechtenis - alleen gedwongen mag worden tot zaken, die noodzakelijk zijn in het belang van het onderzoek. Zijn schuld is immers nog niet vastgesteld.
In het Advocatenblad van 8 oktober jongstleden wordt het VVD-Kamerlid Jeroen van Wijngaarden geciteerd: “De dader moet zijn slachtoffer onder ogen zien.” Dat zullen velen met hem eens zijn en ik kan mij heel goed voorstellen dat slachtoffers die wens hebben. Maar regel dát dan, zo moeilijk is dat niet. Maar voor Van Wijngaarden is het nu al geregeld: de verdachte ís de dader.
Minister Sander Dekker (VVD) sprak op een congres in mijn aanwezigheid bij herhaling ook al over de verdachte als de dader. Wanneer je er zo in staat kun je lui achterover gaan zitten en volstaan met een verschijningsplicht. Daardoor wordt wel terloops het cruciale verschil tussen verdachte en dader opgeheven. Het resultaat hiervan is dat de wens van het slachtoffer dat de dader hem of haar in de ogen kijkt niet wordt gehonoreerd. De onschuldpresumptie wordt opzijgeschoven om het slachtoffer een betere positie te geven, maar dat gebeurt vervolgens niet. Het slachtoffer kijkt mogelijk in de ogen van iemand die vervolgens niet de dader blijkt. Hoe naar is dat voor álle betrokkenen. Dat de verdachte vaker wel dan niet de dader is doet daar niets aan af.
Inmiddels gaan er steeds meer stemmen op om het anders te gaan doen. Onlangs nog van een hoofdofficier van justitie. Op een manier waarbij beide belangen niet steeds hoeven te botsen. Dat kan vrij eenvoudig door het strafproces in twee delen te splitsen. Het eerste deel gaat over het bewijs. Dat deel wordt afgesloten met een bewezenverklaring of een vrijspraak. In het geval van vrijspraak komt het slachtoffer niet in beeld, slachtoffer en vrijgesproken burger hebben dan immers niets met elkaar.
In het geval van een bewezenverklaring komt er een tweede fase, waarin wordt beslist hoe het met de veroordeelde verdachte moet aflopen. Het slachtoffer kan dan vol aan bod komen in de wetenschap dat hij tegenover iemand zit die door de rechter veroordeeld is. Het strafproces wordt een tweefasenproces. Een dergelijke splitsing kan bij wet vrij simpel ingevoerd worden. Maar er zou ook een inventieve rechter kunnen opstaan, die het aandurft het een keer te proberen. In overleg met OM, advocaat verdachte en advocaat slachtoffer afspreken dat eerst bij tussenvonnis over bewijs zal worden beslist. Bij vrijspraak wordt het dan meteen een eindvonnis, bij bewezenverklaring wordt het proces voortgezet met slachtoffer prominent aanwezig, indien deze dat wenst.
Rechters hebben al vaker bewezen dat zij creatief kunnen omgaan met wettelijke voorschriften wanneer de rechtspraktijk daarmee is gediend. Dus rechters: help de wetgever een beetje op weg door het gewoon een keer voor te doen!
Peter Plasman is kandidaat-Kamerlid voor Code Oranje