1. Home
  2. Column Paul Cliteur: Wat wil de regering veranderen op staatsrechtelijk terrein? Liefst zo min mogelijk

Column Paul Cliteur: Wat wil de regering veranderen op staatsrechtelijk terrein? Liefst zo min mogelijk

Geen categorie09 okt 2020, 16:00
In dit rapport van de staatscommissie wordt een veelheid aan onderwerpen behandeld waarop het parlementaire stelsel (en daarmee onze democratie) beter zou kunnen functioneren. Het zijn kleine stapjes in de richting van meer directe democratie en dus daarom meer invloed van de burgers op het reilen en zeilen in het land. Maar gaan die stapjes ver genoeg? Eerlijk gezegd: nee.
Wanneer men wil weten wat de plannen zijn van de regering op het terrein van staatsrechtelijke vernieuwing kan men natuurlijk het Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst (2017) raadplegen. Dat regeerakkoord is verder uitgewerkt in de reactie die de regering heeft gegeven op een rapport van de Staatscommissie Parlementair Stelsel (2018).
Op 29 september heeft Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Eerste Kamer een toelichting gegeven op het regeringsstandpunt. De regering heeft daarover twee brieven gestuurd naar de Voorzitter van de Eerste Kamer (26 juni 2019 en 1 juli 2020).
Wat is nu de centrale vraag waarover diepgaand zou moeten worden nagedacht de komende jaren? Dat is hoe men denkt over de soevereiniteitsoverdracht. Over de afschaffing van ons land en de ondermijning van onze democratie, zoals Arjan van Dixhoorn en Pepijn van Houwelingen het treffend formuleren in het manifest Aan het volk van Nederland: aanklacht tegen de afschaffing van ons land en de ondermijning van onze democratie door de Europese Unie en een oproep tot grondwettelijk herstel (2015).
Soevereiniteitsoverdracht is namelijk het proces dat al decennia, sluipenderwijs, aan de gang is en dat maar niet wordt gestopt. Nederland wordt steeds minder een natiestaat. Een eigen land. Met een eigen regering. Een eigen rechterlijke macht. En ook onze eigen Nederlandse wetten. Kortom, een soevereine natie.
Dit probleem wordt door deze regering niet onderkend. Dat doet de commissie Remkes ook onvoldoende, maar de regering is nóg minder kritisch over het huidige functioneren van onze democratie. De regering zegt als reactie op de kleine plannen die de commissie Remkes presenteert om meer directe democratie te realiseren het volgende:

“De representatieve democratie verkeert niet in een crisis, maar burgers willen meer directe zeggenschap als aanvulling op het huidige systeem” (brief 1 juli 2020, p. 7).

Dat is een veelzeggende zin. Geen crisis dus. Men heeft wel opgevangen dat burgers meer directe zeggenschap willen, maar die gaat men maar mondjesmaat geven. Niet meer dan nodig. Politiek moet namelijk een zaak blijven van Haagse elites. Anders wordt het maar “populistisch”.
Maar wat nu als je vindt dat de representatieve democratie wel degelijk in een crisis verkeert? Als je vindt dat de burgers meer zeggenschap moeten krijgen? Meer dan de staatscommissie voorstelt? Maar ook meer dan de regering bereid is toe te staan?
Dan moeten twee zaken ter discussie worden gesteld. Allereerst moet de verdere soevereiniteitsoverdracht aan de Europese Unie worden gestopt. Wij moeten geen provincie worden in de Verenigde Staten van Europa. Helaas gaat de staatscommissie op dit punt nauwelijks in en daarmee ook de regering niet in haar reactie op dit rapport.
Als tweede, we moeten ook geen verdere soevereiniteitsoverdracht hebben aan rechterlijke instellingen over onderwerpen waarop de democratisch gelegitimeerde wetgever het geëigende orgaan is om in laatste instantie beslissingen over te nemen.
Over dat tweede punt – wat men een “verstoring van de trias” zouden kunnen noemen – nemen zowel de staatscommissie als ook de regering standpunten in. Met kleine verschilpuntjes. De staatscommissie wil de invoering van constitutionele toetsing mogelijk maken. Dat betekent dat de staatscommissie rechters de bevoegdheid wil geven om wetten te beoordelen op conformiteit met de grondwet. De regering is daar “niet op voorhand van overtuigd” (brief 26 juni 2019, p. 21) en voert als nadelen van deze constitutionele toetsing drie punten op:
Hear, hear, zou een rechtgeaard democraat kunnen zeggen. Dit zijn inderdaad de problemen met constitutionele toetsing. Daarom kan men daarbij ook kritische kanttekeningen plaatsen. Men kan de regering prijzen dat zij dat ook doet. Het systeem zoals we dat nu hebben en waarbij constitutionele toetsing niet is opgenomen moeten we dan ook handhaven.
Maar de vervolgvraag is dan waarom de regering zo inconsistent is de nadelen van constitutionele toetsing niet in het geding te brengen tegen de toetsing van wetten aan verdragen? Dat wil zeggen aan internationale aanspraken die zijn gemaakt. En dat systeem hebben we wel in Nederland. Een rechter mag wetten toetsen aan verdragen.
De twee punten van soevereiniteitsverlies die ik hier opvoer (soevereiniteitsverlies aan de EU en aan de rechterlijke macht) hangen natuurlijk samen. Doordat de rechterlijke macht steeds meer terrein wint op de (nationale) wetgevende macht raakt Nederland steeds meer beslissingsmacht kwijt. Steeds meer beslissingsmacht komt te liggen in handen van bureaucraten (EU) of leden van de rechterlijke macht (toetsingsmogelijkheden door rechters van wetten die de wetgever heeft gemaakt).
Natuurlijk zijn dit op het eerste gezicht technisch juridische kwesties die ver verwijderd lijken van de alledaagse beleving van burgers. Saai, bovendien! Ja, vind ik ook hoor. Maar toch zijn ze belangrijker dan u denkt. Lees dat manifest van Van Dixhoorn en Van Houwelingen maar eens. Dan valt het wel op zijn plek.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten