mulder1

-Gert Jan Mulder- Schandalig: Raad Journalistiek steunt Volkskrant-laster

Opinie14 mrt , 8:00

De uitspraak van de Raad voor de Journalistiek in mijn zaak tegen de Volkskrant is niet slechts een juridische teleurstelling – het is een moreel falen van een instituut dat pretendeert de ethische hoeder van de Nederlandse journalistiek te zijn. Maar wat de Raad hier heeft afgeleverd, is geen rechtvaardig oordeel, het is een klap in het gezicht van de waarheid en een vrijbrief voor karaktermoord.

Laten we teruggaan naar de kern van de zaak. De Volkskrant publiceerde op 1 november 2024 een vernietigend profiel over mij, waarin mij racistische, antisemitische en andere verderfelijke opvattingen werden toegeschreven. Zonder enig bewijs. Zonder verificatie. Zonder context. Citaten die ik zou hebben uitgesproken – maar die ik op diverse wijze heb ontkracht, van context voorzag of simpelweg ontkende – werden zonder aarzeling gepresenteerd als feiten. En de Raad? Die keek weg. Die nam aan dat de journalist "wel zorgvuldig" had gewerkt. Die vond dat het feit dat mij enkele uren voor publicatie een waslijst aan beschuldigingen werd voorgelegd, "voldoende wederhoor" was. Alsof het recht op verdediging een hinderlijke formaliteit is, die je snel afvinkt zodat je ongehinderd de publieke schandpaal kunt timmeren.

Journalistieke ethiek vereist dat beschuldigingen gebaseerd zijn op (harde) feiten. Dat context wordt weergegeven. Dat hoor en wederhoor geen cosmetische ingreep is, maar een fundamenteel recht. Toch stelde de Raad vast dat het "journalistiek gebruikelijk" is om eerst anderen te benaderen en pas daarna de betrokkene, zelfs als de aantijgingen onverminderd schadelijk zijn. Wat een gotspe! Het is alsof men accepteert dat een brandweer eerst bij de buren navraagt wat zij van de brand vinden, en pas daarna het vuur probeert te blussen.

Bovendien stelde de Raad doodleuk dat ik onvoldoende zou hebben aangetoond dat de mij toegeschreven citaten niet van mij afkomstig waren. Maar hoe bewijs je dat je iets niet hebt gezegd, als de journalist weigert zijn "bewijs" te tonen? Als ik aangeef dat mijn woorden uit hun context zijn gerukt, en dat ironie of emotie de strekking nuanceert, wuift de Raad dat weg als irrelevant. De logica lijkt te zijn: als je in het vizier van de links radicale pers bent beland, dan ben je per definitie schuldig.

En dan is er het punt van reputatieschade. De Raad laat het schijnbaar koud dat ik door deze publicatie maatschappelijk ben beschadigd. In plaats van een waakhond te zijn tegen laster en ongefundeerde verdachtmakingen, fungeert de Raad als verlengstuk van de mainstream media. Blijkbaar is reputatieschade gerechtvaardigd zolang het maar in de 'juiste' narratief past. De feiten? Die zijn slechts hinderlijk decor.

Als ik deze uitspraak accepteer, geef ik journalisten carte blanche om zonder degelijke onderbouwing iemands leven kapot te maken. Een beetje suggestie hier, een weggelaten context daar, en het frame is compleet. De Raad lijkt niet te beseffen dat haar oordeel precedent schept. Vandaag ben ik het slachtoffer, morgen kan het iedereen overkomen.

De Raad voor de Journalistiek heeft gefaald. Gefaald om recht te doen aan de waarheid. Gefaald om persvrijheid te beschermen tegen misbruik. En bovenal: gefaald om onschuldigen te beschermen tegen ongefundeerde publieke vernedering.

In plaats van de ethische lat hoger te leggen, heeft de Raad hem verlaagd tot een bedenkelijk niveau. Dit is geen recht, dit is een farce. Het is hoog tijd dat we de Raad zelf ter verantwoording roepen. Niet om de persvrijheid te beknotten, maar om haar te zuiveren van hypocrisie.

Want als waarheidsvinding wordt ingeruild voor karaktermoord, en als zorgvuldigheid wordt verkwanseld aan gemakzucht, dan is niet alleen mijn reputatie in gevaar – dan is de integriteit van de journalistiek failliet.

En dat laten we toch niet gebeuren, hoop ik.

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten