Er is eerder deze zomer iets vreemds gebeurd aan de oostkust van Australië. Bewoners werd verteld om hun verbruik van gas en elektriciteit tijdens de piekuren te beperken om mogelijke stroomuitval te voorkomen.
En de dreiging was reëel, want onverwachte uitval van kolengestookte generatoren en vriestemperaturen droegen bij aan het toch al overbelaste elektriciteitssysteem van het land. Bewoners werden gedwongen om apparaten die niet in gebruik waren, zoals tv's, computers en magnetrons, los te koppelen.
Het is een crisis die ongekend is in Australië en die alleen maar erger lijkt te worden.
En hierin ligt de ironie: Australië is een wereldwijde energiereus. Het is de op twee na grootste energie-exporteur ter wereld, na Rusland en Saoedi-Arabië, dankzij de verscheping van kolen en LNG. Tweederde van de Australische energieproductie gaat zelfs naar het buitenland.
Terwijl de nieuwe centrumlinkse Labour-regering haar inspanningen voortzet om tegen 2030 82 procent hernieuwbare energie en tegen 2050 netto nul-emissies te bereiken (!), worden normale burgers geconfronteerd door een grimmige realiteit: dat ze moeten vertrouwen op kolen en gascentrales om de stabiliteit en betrouwbaarheid van het systeem te behouden.
Het probleem is dat politieke spelletjes de afgelopen 10 jaar hebben gezegevierd over goed beleid. Er wordt zelfs gesproken over zogenaamde 'klimaatoorlogen.' De centrumrechtse coalitie, die in mei uit zijn ambt werd gestemd, vertelde Australiërs dat alternatieve energiebronnen gevaarlijk zijn.
Het heeft weinig te maken met de vraag of politici en regeringen in klimaatverandering geloofden of niet.
Australië zit vast met een verouderde, op steenkool gebaseerde infrastructuur waarin niemand heeft willen investeren. Regeringen wilden politieke punten scoren door over te stappen op hernieuwbare energiebronnen zonder de bijbehorende transmissie- en opslaginfrastructuur te veranderen. En bedrijven hebben te maken gehad met consequenties (belastingen, echt) als ze niet snel genoeg koolstofarm zouden worden.
Politici hebben een 'trade-off'-visie op deze situatie aangenomen, waarbij beleggers een vermindering van het rendement zouden zien als klimaatbeleid werd aangenomen.
Hierdoor ontstond een ‘absolutistische’ mentaliteit die de extreme stemmen liet horen: aan de ene kant kunnen we niet afzien van onze traditionele energiemethoden in kolen en gas, en aan de andere kant hebben we een onmiddellijke omschakeling naar groene energie nodig voordat - aldus de politici - klimaat impact heeft.
Er werd niet vaak genoeg naar het verstandige centrum geluisterd, en nu betaalt de gemeenschap de prijs door storingen en buitengewoon hoge prijzen voor energie. Inderdaad, net als in de rest van de wereld.
In een steeds complexere en vluchtigere wereldeconomie moet Australië verder kijken dan de politiek en snel handelen.
De nieuwe minister van Energie, Chris Bowen, is goed begonnen. Hij heeft alle ministers van de staat bijeengebracht om het onmiddellijke probleem op te lossen en het leveringsprobleem aan te pakken.
Maar Australië zit vast in een overgangsfase en de nieuwe regering moet verder kijken dan de korte termijn. Het moet de economische hervormingen tot stand brengen die nodig zijn om investeringen in een overgang van traditionele naar nieuwere, groenere vormen van energie mogelijk te maken. Het moet nieuwe regelgevingsmechanismen aannemen om zich aan te passen aan het ontstaan van nieuwe markten. En het moet de mentaliteit van een afweging verliezen als het gaat om de kwestie van het klimaat.
Misschien zal de natie dan pas echt een einde maken aan de ‘klimaatoorlogen’.
Erdem Koch is geboren en getogen in Australië. Tegenwoordig woont en werkt hij (met vrouw en kind) in het Midden-Oosten. Hij zal met enige regelmaat verslag doen voor DDS over het land van zijn geboorte.