Er is een geweldig citaat over religie als grondslag van de politiek van de Britse politicus en literaire figuur Benjamin Disraeli (1804-1881).
Dit:
“Sensible men are all of the same religion.”
“And pray what is that?”…
“Sensible men never tell.”
(Benjamin Disraeli Endymion (1880) ch. 81)
Wat maakt dit citaat zo groots? Zo’n manifestatie van politieke wijsheid? Dat is dat het getuigenis aflegt van het feit dat Disraeli volledig begrijpt dat diegenen die altijd ijveren voor religie in zijn algemeenheid, als iets dat alle mensen zou verbinden met elkaar, zich realiseert dat die verbinding alleen opgaat als je nalaat te noemen om welke religie het in concreto gaat. Als je dat zou benoemen namelijk (protestantisme, katholicisme, sjiisme, soennisme, hindoeïsme, sikhisme, enzovoorts ) dan valt de consensus uit elkaar.
Dan gaan immers al die vertegenwoordigers van die denominaties ruzie maken. Want ze willen allemaal dat hún religie de basis is voor de rechtsvrede in de staat. Pas dan blijkt dat niet religie in zijn algemeenheid is waar ze voor gaan, maar voor hun eigen specifieke religie.
Ik herinner me ook nog dat ik toen ik voorzitter was van het Humanistisch Verbond ik wel naar bijeenkomsten ging waarbij vertegenwoordigers aanwezig waren van de verschillende religies. Op de vraag of ik in God geloofde antwoordde ik dan “nee”.
“U bent dus atheïst?”, was dan de vraag.
“Ja”, was mijn antwoord.
Toen zei één van leiders van de daar vertegenwoordigde religieuze denominaties mij: “Oh, maar wij geloven allemaal in God”, kennelijk in de veronderstelling dat hij daarmee een ijzersterk argument op tafel had gelegd, “u dus niet”.
Mijn antwoord was: “Nee, u gelooft allemaal in een bepaalde god, maar ten aanzien van de god van de persoon die naast u staat, bent u weer atheïst.”
Deze kwestie is ook relevant voor het beleid van Diversiteit & Inclusie dat op het ogenblik om zich heen grijpt bij overheidsinstellingen en in bedrijven. Overal wil men een beleid gaan voeren van “Diversiteit & Inclusie”, wordt dan gezegd.
Opnieuw kunnen we de vraag van Disraeli stellen:
“And pray what is that?”…
Met andere woorden: wat voor diversiteit wil je hebben? Welke minderheidsgroepen moeten worden geïncludeerd?
Maar het wijze antwoord zal weer zijn:
“Sensible men never tell.”
Want op het moment dat de Chief Diversity Officer, zoals de hogepriesters van de diversiteits-religie tegenwoordig heten, zou gaan benoemen dat hij liever meer transseksuelen wil, dan concurreren zij met de mensen van kleur. Zegt hij dat hij meer mensen van kleur wil, dan concurreren die met de vrouwen. Zegt hij dat hij meer vrouwen wil, dan concurreren die met de religieuze minderheden. Enzovoorts, enzovoorts.
Precies om die redenen zullen nu overal in het land in overheidsinstellingen, in bedrijven, voorlichtingsmiddagen worden gehouden, trainingen worden gegeven, praatgroepen ingericht van mensen die in de meest mistige termen over “Diversiteit & Inclusie” gaan praten zonder ooit hun kaarten op tafel te kunnen leggen over welk soort diversiteit zij willen en wie precies geïncludeerd moet worden. Maar één ding weten ze vaak wel. Namelijk wie moet worden uitgesloten. Dat is de persoon die lastige vragen komt stellen.