Shell vindt de miljardensubsidie van de Nederlandse overheid voor twee windmolenparken op de Noordzee onverstandig.
Volgens bestuursvoorzitter Peter Voser van de oliemaatschappij is de aanleg van de parken tientallen keren [sic] duurder dan van een moderne gasgestookte centrale van gelijke omvang.
Dit zei de Shell-topman gisteren bij de uitreiking van de jaarlijkse FD Henri Sijthoff-Prijs voor de beste financiële verslaggeving, die dit keer door uitzendconcern Randstad werd gewonnen. Het is voor het eerst dat Shell kritiek uit op de subsidie voor windparken op zee.
'Deze twee parken hebben een gezamenlijke capaciteit van 600 megawatt', aldus Voser. 'Maar gezien de schommelingen in de productie komt dat feitelijk neer op dezelfde hoeveelheid elektriciteit als een moderne gasgestookte elektriciteitscentrale van 200 megawatt. Die kost euro 280 mln.'
De windenergiesubsidie van maximaal euro 4,4 mrd is toegekend aan het Duitse bedrijf Bard. Er lopen nog bezwaarprocedures van de nutsbedrijven Eneco en Nuon, die stellen dat de Duitsers het geld dat naast de subsidie nodig is voor de bouw onmogelijk bij elkaar kunnen brengen.
Eneco en Nuon hopen zelf alsnog in aanmerking te komen voor subsidie. Shell betwijfelt echter of de subsidie überhaupt wel zinvol is.
Het energieconcern is zelf deeleigenaar en -exploitant van het eerste Nederlandse windmolenpark op de Noordzee, voor de kust bij Egmond aan Zee. Voor Voser heeft het project aangetoond dat het onmogelijk is om een windenergiepark in zee aan te leggen zonder overheidssteun. 'Misschien is dat iets om in gedachten te houden' bij de plannen voor miljardensubsidies, oppert Voser.