Waar de hardcore feministen het liefst man en vrouw als twee gelijke componenten zien, begint het in de wetenschap te dagen dat het juist uitermate belangrijk is te onderkennen dat man en vrouw absoluut niet gelijk zijn. Wetenschappelijk onderzoek dat het man-vrouwverschil niet in ogenschouw heeft genomen, is slecht onderzoek. Vindt Ineke Klinge universitair hoofddocent Gender Medicine aan de Universiteit Maastricht.
De wetenschap is nu nog een mannenwereld maar niet voor lang meer. Dat vrouwen anders reageren op bepaalde aandoeningen werd al duidelijk bij bijvoorbeeld hart- en vaatziekten. Vrouwen ontwikkelde heel andere klachten dan mannen en daardoor werden hartproblemen bij vrouwen vaak te laat onderkend.
Ook werd er meestal gebruik gemaakt van mannelijke proefdieren bij wetenschappelijk onderzoek. Maar vrouwen zijn nu eenmaal geen mannen en het werd tijd dat ook de wetenschap hier rekening mee ging houden in het onderzoek naar zowel bij de man als de vrouw voorkomende aandoeningen.
Rekening houden met gender is noodzakelijk om de rol van de man en die van de vrouw hun eigen waarde toe te kennen, dat is heel lang te weinig gebeurd. Neem bijvoorbeeld de bevruchting. De focus lag op de man als actief en de vrouw op passief. De zaadcel kreeg daardoor de meest actieve rol toebedeeld. De zaadcel die het lukte om als enige de passieve eicel binnen te dringen was de overwinnaar. Inmiddels is duidelijk dat ook de eicel hier geen passieve, maar een actieve rol in speelt.
Wanneer men van gelijke behandeling van mannen en vrouwen spreekt, betekent dat in de wetenschap juist rekening houden met genderverschillen. Gelijke behandeling zou dan betekenen dat ieder, man of vrouw, de behandeling moet krijgen die het meest op hen is gericht. Het moet dus een gendergerichte behandeling zijn oftewel een ongelijke behandeling van de man en de vrouw. Juist de mannelijk dominantie die jarenlang in de wetenschap een rol heeft gespeeld en dus in veel onderzoeken naar aandoeningen de mens als uitgangspunt heeft genomen, zonder rekening te houden met gender, heeft vrouwen tekort gedaan.
Tot nu toe leerden artsen typische klachten op te sporen, los van gender. Maar vrouwen hebben vaak heel andere klachten, dus atypisch en daar werd geen rekening mee gehouden. De aandacht voor genderverschillen ontbreekt in de medische richtlijnen en opleiding van artsen. Ondanks dat die verschillen er dus duidelijk zijn, daardoor worden klachten bij vrouwen niet altijd herkend en behandeld.
Ook de gevolgen voor de volksgezondheid kunnen dramatisch zijn. In de VS werden in drie jaar tijd tien medicijnen uit de markt gehaald waarbij er acht ernstige bijwerkingen tot sterfgevallen toe veroorzaakten bij vrouwen. En dit alles omdat er geen rekening was gehouden met sekse- en genderverschillen.
Op het moment dat feministen nog steeds een klassenstrijd voeren om man en vrouw als gelijken te zien, is ook in de wetenschap de strijd der seksen losgebarsten. Maar dan niet een strijd voor de gelijkheid der seksen, maar een strijd ter erkenning van de ongelijkheid ervan. Een beter argument dan wetenschappelijk bewijs dat man en vrouw op heel veel gebieden dus helemaal niet gelijk zijn, en wel degelijk aparte behandeling behoeven, kunnen we de feministen tenslotte niet geven.