Na een rampzalige vier jaar stemmen de meeste Hongaren toch weer op Viktor Orbán en zelfs de uiterst rechtse Jobbik-partij.
Toegeven, echt een geloofwaardig alternatief was er niet. De socialisten werden in 2010 weggestemd, omdat ze de schulden enorm hadden laten oplopen. De partij heeft het nog altijd liever over sociale verworvenheden en nivellering dan economische groei. Maar de premier praat dan wel over groei; hij bereikt met zijn beleid het tegenovergestelde.
In de verkiezingen van gisteren kreeg Orbán bijna de helft van de stemmen. De Jobbik-partij, een antisemitische, homofobe en autarkische beweging, kreeg, volgens de voorlopige uitslag, maar liefst 22 procent van de stemmen. Daarmee was het zondagavond nog onzeker of de partij meer of minder zetels zou halen dan de linkse oppositie die bijna evenveel steun kreeg.
Hoe dan ook, Orbán zal weer een meerderheid van de zetels binnenslepen en kan nog vier jaar doorgaan met zijn onliberale economische beleid. In de afgelopen vier jaar heeft hij het voorheen private pensioenstelsel van Hongarije genationaliseerd en de belastingen voor energie- en telecombedrijven alsmede supermarkten flink verhoogd. Buitenlandse investeerders is het leven zuur gemaakt en de premier belooft nu de banken in het land, die veelal in het bezit zijn van buitenlanders, deels over te nemen.
Vorig jaar waarschuwde de Europese Commissie nog dat het zakenklimaat in Hongarije "voortdurend verslechterd" was sinds Orbán in 2010 voor het eerst aan de macht kwam. Vooral de vele wetswijzigingen en onvoorspelbare regelgeving voor bedrijven hebben het ondernemers bijzonder lastig gemaakt.
Na de crisis van 2008-2009, toen de Hongaarse economie met bijna 7 procent kromp, leek herstel onder Orbán aanvankelijk in zicht. In 2010 groeide de economie met 1,3 procent; in 2011 met 1,6 procent. Maar alle nationalistische maatregelen veroorzaakten een tweede recessie. In 2012 kromp de Hongaarse economie weer, met 1,7 procent. Vorig jaar was er weer 1,1 procent groei. Er is geen peil op te trekken.
Wat Orbán wel voor elkaar heeft gekregen is dat de schuld is afgenomen, maar vooral dankzij lastenverzwaringen voor bedrijven. Ook nam de inflatie vorig jaar af en dwong Orbán energiebedrijven hun prijzen te verlagen. Dat was mooi meegenomen voor de gemiddelde Hongaar die sowieso weinig heeft te besteden. De levensstandaard in het land is nog altijd maar tweederde van het Europese gemiddelde. Dankzij Orbán hebben de mensen tenminste wat meer geld in hun portemonnee.
De langetermijngevolgen zijn echter negatief. Nog altijd een op de tien Hongaren zit zonder werk en wie gaat er nu in het land een bedrijf beginnen als hij niet weet wat over een maand, laat staan een jaar, de belastingtarieven en regels zijn?
Buitenlandse investeerders trekken weg. In Hongarije is als buitenlander immers nauwelijks meer geld te verdienen. Dus zakt de groei weer in en staan de fanaten van
Jobbik achter de coulissen klaar om de frustratie van de Hongaren te bedienen. Volgens hen is het allemaal de schuld van de buitenlanders, de Joden en de Roma en moet het land vooral en alleen voor zichzelf zorgen. Het is echter eerder de schuld van de Hongaren zelf die in
deze sprookjes geloven.