Wammes spande twee weken geleden een kort geding aan tegen de gymnastiekbond, omdat die in januari dit jaar niet voor hem, maar voor Zonderland koos. Volgens Wammes' advocaat Paul Scholten had de bond zichzelf in de vingers gesneden door een termijn van vier weken na het zogenoemde testevent in Londen aan te houden voor aanwijzing van de olympische kandidaat. De rechter erkende dat deze regel in strijd is met de door sportkoepel NOC*NSF gestelde uitgangspunten waarin nog wedstrijden in dit voorjaar staan vermeld als momenten waarop vormbehoud kan worden getoond.
De KNGU had vier weken na het olympisch kwalificatietoernooi in Londen, waarin beide turners aan de internationale eis voldeden, gemeld dat de keuze was gevallen op Zonderland. Het destijds gehanteerde criterium - de kans op een medaille op de Spelen - sprak volgens de bond in het voordeel van Zonderland, die al twee keer zilver op rek pakte bij een WK.