Weinig ex-politici worden wereldwijd zo verguisd als Dick Cheney en Tony Blair. Cheney geldt als de kwade genius achter George W. Bush, die als vice-president besluiten doordrukte die de als onnozel afgeschilderde president niet aandurfde. Blair staat er mogelijk nog slechter op. Niet alleen zou de Britse premier gelogen hebben over de dreiging van Iraakse massavernietigingswapens die niet bleken te bestaan, maar hij stelde zich ook op als het schoothondje van president Bush. Daarmee zou hij het prestige van zichzelf en zijn land te grabbel hebben gegooid.
Dat Cheney duistere kanten heeft, valt niet te ontkennen. Van een gematigde conservatief die al minister was onder Gerald Ford, veranderde hij in een havik die van geen wijken wist. Hij wilde na 9/11 meteen achter Saddam Hoessein aan, en vond het ingrijpen in Afghanistan eigenlijk een afleiding. Hij wilde geen dure kruisraketten verspillen aan tentenkampen, de jacht op Osama bin Laden was voor hem bijzaak. Irak was de strategische hoofdprijs. Cheney was ook de architect van de 'war on terror', met zijn detentiekampen en Guantánamo Bay. Hij verkondigde het leerstuk dat als de veiligheid van Amerika ook maar één procent gevaar liep, er moest worden ingegrepen. Met zo'n doctrine doet het er niet toe of er in Irak wel of geen massavernietigingswapens waren. Het vermoeden bestond, dat was genoeg. Toen het in Irak anders liep dan gedacht, is Cheney de Amerikaanse aanpak blijven verdedigen, ook na het aantreden van Barack Obama, die 'Gitmo' binnen een jaar wilde sluiten (wat nog steeds niet is gebeurd). Cheney verdedigde ook ondervragingstechnieken als waterboarding, en beweerde dat zo informatie werd ingewonnen waarmee nieuwe aanslagen zijn voorkomen.
Dat zijn onbewijsbare stellingen, maar ik denk dat het goed is wanneer politiek verantwoordelijkheden uit die tijd hun koers van destijds blijven verdedigen en niet terugschrikken voor controverses. Door de zaken zo op scherp te stellen en niet weg te kruipen, bewees Cheney het publiek debat een dienst. Ik denk dat zijn 'éénprocentsdoctrine' in de praktijk van een democratie onhoudbaar is, zoals elke poging om een militair ingrijpen op preventieve gronden te legitimeren waarschijnlijk tot de rampen leidt. Preventief ingrijpen berust praktisch altijd op een geconstrueerde en rammelende casus belli, wat in Kosovo ook al het geval was. Tegenstanders van militair ingrijpen, en die zijn er in een democratie altijd, overtuig je niet met horroscenario's en bangmakerij, en houden slechts hun mond als de noodzaak tot ingrijpen voor iedereen duidelijk is. Loopt het, zoals in Irak, anders dan vooraf was voorgespiegeld, wat bij de onvoorspelbaarheden van oorlogvoering bijna altijd gebeurt, dan riskeren de direct verantwoordelijken voor ingrijpen enorm gezichtsverlies.
Zie Tony Blair, die voor het ingrijpen in Irak al onder druk stond omdat hij een nieuwe VN-resolutie voor militair ingrijpen had beloofd, en buitengewoon stellig was over het gevaar van Saddam en zijn massavernietigingswapens. Blair was ook de (succesvolle) leider van New Labour, en had in eigen gelederen nog te kampen met de verbitterde restanten van Old Labour, die hem na de invasie en de tragische zelfmoord van wapeninspecteur Kelly voor leugenaar en moordenaar uitmaakten. Net als Cheney heeft Blair nooit een duimbreed toegegeven, en hij is zijn politiek voor talloze onderzoekscommissies als een leeuw blijven verdedigen. Er is nooit bewezen dat hij voor de invasie al wist dat Saddam geen massavernietigingswapens had. Voor zijn tegenstanders staat echter vast dat hij een leugenaar was, op dit punt hebben zij geen bewijs nodig.
Zelf denk ik dat Blair door allerlei verontrustende inlichtingenrapporten aanvankelijk rotsvast overtuigd was van het gevaar van de massavernietigingswapens, maar toch ook getwijfeld en zelfs gewanhoopt moet hebben toen de wapeninspecteurs van Hans Blix die in de maanden voor de inval niet boven tafel kregen. Gezien de enorme druk waaronder Blair stond (Bush liet er geen twijfel over bestaan dat de invasie zou doorgaan), vind ik het niet vreemd dat hij steeds stelliger werd over het gevaar van Saddam, die van de Britse premier te horen kreeg 'dat de tijd om spelletjes te spelen voorbij was'. Blair overtuigde als het ware zichzelf. Hij had zijn strategische keuze om met Bush op te trekken al gemaakt en handelde daarnaar. Dat was precies waar zijn tegenstanders zo woedend over waren. Maar Blair handelde consistent en bleef zijn omstreden beslissingen verdedigen, in het openbaar, tegen grote delen van zijn eigen achterban en de publieke opinie in. Draaien deed hij niet, ook niet na de invasie in Irak, waar hij altijd achter is blijven staan.
Voor een man die aan de macht was gekomen als de nieuwe messias van links, toonde Blair een formidabel staaltje ruggengraat. Misschien kon hij ook niet anders meer, voor zijn eigen ijdelheid en eer, en het zit niet helemaal lekker dat deze politicus met zijn tandpastaglimlach die het begrip 'spin' een nieuwe dimensie heeft gegeven na zijn politieke carrière zo schatrijk is geworden. Maar hij streed met open vizier, ging het publieke debat niet uit de weg, en werd daarvoor door de Britse kiezers in weerwil van zijn leugenachtige reputatie beloond. In 2005 won Blair voor de derde keer op rij de verkiezingen, wat voor hem nog nooit een Labourpoliticus was gelukt. In 2007 maakte hij na tien jaar premierschap uit eigen beweging plaats voor zijn oude vriend en bittere rivaal Gordon Brown. Hij bepaalde zelf, anders dan Margaret Thatcher, de datum van zijn afscheid. Hoe dan ook een bijzondere prestatie.
Of Cheney en Blair altijd de waarheid en alleen maar de waarheid hebben gesproken, laat ik in het midden. Waarschijnlijk niet. Zij waren politici. Maar zij bleven wel staan voor de koers en de controversiële besluiten waartoe zij onder de bijzondere crisisomstandigheden na
9/11 hadden besloten. Zij handelden waar anderen geaarzeld zouden hebben en bleven standvastig, ook toen de woedende buitenwacht op spijtbetuigingen aandrong die de hele onderneming in Irak definitief onderuit zouden hebben gehaald. Dat onderscheidt staatsmannen van gewone politici, die in zo'n geval met het 'voortgeschreden inzicht' van de nieuwe tijd waren meegewaaid en quasi het boetekleed zouden hebben aangetrokken. Tevens hielden Cheney en Blair de Amerikaanse president uit de wind, de man die het optreden in Irak voor de camera's had moeten verdedigen, maar het met zijn ongelukkige versprekingen (
'Irak is een catastrofaal succes') alleen maar erger maakte. Schoothondjes doen zoiets niet, herders wel. Voor die trouw aan hun eigen koers en aan de leider van de vrije wereld moeten Cheney en Blair worden geprezen. Het Westen had er heel veel slechter voorgestaan als zij voortijdig de handdoek in de ring hadden gegooid en in een (altijd ongeloofwaardige) publieke biecht door het stof waren gegaan. Dat zou alleen hun vijanden plezier hebben gedaan.