Regelmatig verschijnen er onderzoeksrapporten over de euro, de EU, of over de gevolgen van TTIP. Vaak spreken de resultaten van diverse onderzoeken elkaar tegen, omdat de uitkomsten grotendeels bepaald worden door de variabelen die de onderzoekers zelf ingeven. De objectieve analist schiet er dus doorgaans weinig mee op.
Afgelopen week haalde hoogleraar Internationale Betrekkingen Rob de Wijk in zijn column nog eens het bekende PVV-onderzoek aan van Lombard Street Research, waaruit bleek dat een EU-exit voor ons land voordelig kan zijn. Hoewel dit onderzoek een interessante eye-opener was, geeft De Wijk terecht aan dat er sprake was van vooronderstellingen, zoals een geordende exit: iets dat in de praktijk haast niet denkbaar is.
De nieuwe VNL-lijsttrekker Bram Moszkowicz deed vorige week van zich spreken middels een open brief aan premier Rutte in de Volkskrant. Hoewel Bram wat mij betreft de juiste richting te pakken heeft met zijn pleidooi voor het Australisch immigratiemodel, lagere belastingen, meer soevereiniteit en een ander monetair systeem, kleven er grote nadelen aan de oplossing die Moszkowicz voor het laatste oppert, namelijk een gemeenschappelijke noordelijke munt. Ik ga ervan uit dat wie voor een noordelijke munt pleit, impliciet ook pleit voor een zuidelijke munt: het Neuro/Zeuro model dus.
Prof. Eijffinger heeft in 2012 uitgerekend dat invoering van het Neuro/Zeuro model ons ca. 10.000 miljard euro zou kosten, vanwege de verwevenheid van het financiële systeem. Daarnaast houdt het Neuro/Zeuro model ook geen rekening met verschillen tussen individuele landen; zo zijn er zuidelijke landen die wel degelijk hervormd hebben en omgekeerd noordelijke landen, die daarin achterblijven. Verder is een nadeel van de Neuro/Zeuro dat we alle Europese instituties moeten dubbelen, terwijl de ECB net een nieuw gebouw heeft neergezet van maar liefst 1,2 miljard euro. Je zou dan twee ECB’s nodig hebben: één voor de Neuro en één voor de Zeuro.
Ook in de Euro Solution Matrix van Drs. Harry Geels doet de Neuro/Zeuro optie het niet al te best met de 9e plaats. In deze matrix scoort de oplossing van de PVV, terugkeer naar nationale munten, veel beter: een 3e plaats. De winnaars in het model van Geels zijn parallelle nationale munten naast de euro (2e plaats) en The Matheo Solution (1e plaats). Uit de matrix van Geels blijkt dat het Neuro/Zeuro model slecht scoort op de onderdelen Eenheid, Stabiliteit en Kapitaalvlucht. Dat laatste is logisch, want het kapitaal zou vluchten naar de sterkere muntzone, waardoor Zuid-Europa mogelijk geruïneerd wordt. Ook zit je bij het Neuro/Zeuro model met de positie van Frankrijk, dat monetair en economisch gezien meer tot het zuiden behoort, maar dit om politieke redenen nooit zal toegeven.
Iedere vorm van opbreken van de eurozone levert enorme kosten en risico’s op, zeker als het om bepalende landen gaat en niet om een geïsoleerde Grexit. Ook eurokritische denkers moeten dat onder ogen zien. Hetzelfde geldt overigens voor het opbreken van de EU.
Zo heeft onlangs de Duitse Bertelsmann Stichting in nauwe samenwerking met het gerenommeerde Ifo-Instituut van de Duitse topeconoom Hans-Werner Sinn uitgerekend dat een eventuele Brexit de Britten tot 2030 een verlies van 313 miljard euro aan BBP zou kosten. Ook andere EU-landen zouden veel verlies leiden bij een Brexit; de Duitsers berekenen voor zichzelf de schade op 58 miljard euro. In hoeverre we dit onderzoek serieus moeten nemen weet ik niet, maar ik ga ervan uit dat de gerespecteerde Prof. Dr. Hans-Werner Sinn niet zomaar zijn handtekening zet onder een dergelijk rapport.
Dit slagveld aan berekeningen en scenario’s overziend, moet ik denken aan het aloude spreekwoord “bezint, eer ge begint”. Het was niet zo moeilijk om te beginnen aan een muntunie en een geïntegreerde EU; ervan af komen blijkt een stuk lastiger en zou kunnen leiden tot een “chaotisch bloedbad”, om met Bolkestein te spreken.
Daarom zou het goed zijn als eurokritische politieke partijen nog eens kijken naar alternatieve opties zoals TMS of de optie van nationale munten parallel aan de euro (TMS is géén parallelle munt, maar een model gebaseerd op de scheiding van de functies van geld). De optie van parallelle nationale munten naast de euro is in 1975 al geadviseerd aan de Europese Commissie door de Optica groep van topeconomen. Beide modellen (TMS en de parallelle munt) hebben als voordeel dat de euro gewoon kan blijven bestaan als wereldwijde reservemunt en als betaalmiddel (in het geval van TMS zelfs als enig wettig betaalmiddel van de eurozone). De EU kan intact blijven maar er komt weer monetaire flexibiliteit. De kosten van implementatie zijn beperkt, zeker in vergelijking met het Neuro/Zeuro model.
In mijn visie is het zo dat monetaire flexibiliteit ook politieke flexibiliteit mogelijk maakt. Daarmee komen we op het belangrijke punt van nationale soevereiniteit. Ook al weten we dat alle Europese landen moeten hervormen, afhankelijk van hun democratisch proces en allerlei andere omstandigheden (geografisch, cultureel, fiscaal etc.) zullen ze dat nooit in hetzelfde tempo doen. Daarom is monetaire flexibiliteit nodig (het aanpassen van rente, lonen en prijzen aan de nationale en steeds meer ook aan regionale omstandigheden).
Een EU/eurozone met monetaire flexibiliteit zou makkelijker te vormen zijn in de richting die de premiers Cameron en Rutte eerder bepleit hebben: een flexibele samenwerking op hoofdpunten tussen soevereine staten in plaats van een bureaucratisch monster, dat de lidstaten tot in alle details de wet voorschrijft. De rigide eenheidseuro daarentegen, leidt onherroepelijk tot de vorming van een ondemocratische EU-superstaat.