De Iraanse dictator Mahmoud Ahmedinejad gebruikte zijn toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voor een van zijn kenmerkende anti-westerse tirades. Alle ellende in de wereld zou veroorzaakt zijn door het vrije westen en het westerse kapitalisme (zoals elke goede dictator is Ahmadinejad namelijk socialist). Zelfs de terreurdaden van 11 september 2001 waren volgens de zelfbenoemde president van de Iraanse Islamitische Republiek het werk van de Amerikaanse overheid. Voor de aanwezige westerse regeringsleiders waren deze opmerkingen aanleiding genoeg om uit protest de vergadering te verlaten.
Waarschijnlijk zullen de westerse politici zich bij hun tocht uit de zaal toch even achter de oren hebben gekrabd. Want hoewel hij het een beetje stellig bracht, vormt Ahmadinejads centrale these, namelijk dat al het leed in de wereld in feite de schuld is van het westen, al jaren uitgangspunt van westers denken over internationale vraagstukken. Als andere delen van de wereld minder rijk zijn dan wij, dan is dat een door ons veroorzaakt probleem. En omdat wij het hebben veroorzaakt, zullen wij dus ook voor de oplossing moeten betalen. Zonder daar iets voor terug te vragen uiteraard, want aan slachoffers mag je geen eisen stellen.
Wie de geschiedenis van de ontwikkelingshulp bekijkt, weet dat de op deze visie gestoelde aanpak schromelijk heeft gefaald. Het kritiekloos overmaken van begrotingssteun naar dictators die het westerse geld vooral gebruikten om de eigen bevolking eronder te houden, had niets met ontwikkelingshulp te maken. Het leek vooral bedoeld om het eigen misplaatste schuldgevoel over de economische achterstelling van andere werelddelen af te kopen. Het voortdurende falen van deze aanpak leidde ertoe dat de term ontwikkelingshulp uiteindelijk als een soort woordgrap te boek kwam te staan: veel hulp, weinig ontwikkeling.
Gelukkig viel er deze week ook een heel ander geluid over de westerse rol in het ontwikkelingsvraagstuk te beluisteren.
Over de schuldvraag sprak de Duitse Bondskanselier Angela Merkel niet of nauwelijks. Ze had het vooral over oplossingen en over de eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden. Niet onze vermeende schuld en onze verantwoordelijkheid staat dus centraal in deze visie, maar de zelfredzaamheid van de minst bedeelde landen zelf. Deze landen moeten op basis van een vrije markt georienteerd programma tot ontwikkeling worden gebracht, met kleine bedrijven als de motoren van economische vooruitgang. Om het gezond functioneren van die vrije markt te garanderen, is fatsoenlijk bestuur nodig en respect voor de mensenrechten. De rol van ontwikkelingshulp verstrekkende landen is vooral deze zelfredzaamheid te versterken en de handhaving van mensenrechten en fatsoenlijk bestuur af te dwingen. Merkel was zelfs bereid de logisch uit haar standpunten voortvloeiende conclusie te trekken dat effectieve ontwikkelingshulp niet oneindig kan zijn. Zodra een ontwikkelingsland eenmaal werkelijk zelfredzaam is, houdt de hulp op.
De tijd is rijp voor een nieuwe aanpak in de ontwikkelingssamenwerking, gestoeld op een nuchtere analyse van mogelijkheden en middelen die het oude schuldgevoel verre van zich werpt. Merkels toespraak heeft de deur naar zon nieuwe aanpak wagenwijd opengezet. Aan andere westerse regeringen waaronder binnenkort het kabinet Rutte-I de uitdaging deze kans nu met beide handen aan te grijpen.