Weinig begrippen worden tegenwoordig zoveel gebruikt als transparantie. Het idee is dat een wereld die opener en doorzichtiger is voor het grote publiek, minder ruimte laat voor bedrog en wanbestuur. Hoewel niet helemaal onjuist, ben ik bang dat dit te simpel is gedacht.
Bij een vierdaags bezoek aan de EU in Brussel, waar twee weken geleden de vierde ronde plaatsvond in het kader van de
Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP), dat moet uitmonden in een veelomvattend handelsverdrag tussen de VS en de EU, draaide alles om het begrip 'transparantie'. Alle EU-onderhandelaars die met TTIP bezig zijn, benadrukten het belang van transparantie voor het onderhandelingsproces en menen dat TTIP ook werkelijk transparant is. In Amerika heb ik er een week later minder over gehoord, maar ook daar wordt grote waarde gehecht aan transparantie. Tegelijk wordt erkend dat diplomatieke onderhandelingen alleen succesvol kunnen worden afgerond als er ook sprake is van een zekere vertrouwelijkheid. Dat klinkt tegenstrijdig, maar alleen voor mensen die helemaal niets begrijpen van de koehandel in het internationale diplomatieke spel en constant het idee hebben dat het grote publiek wordt bedonderd. Maar bij handelsverdragen is het grote publiek geen partij, behalve in zeer algemene zin als 'steakholder' en consument. Bij grote internationale handelsverdragen zit het probleem niet in het feit dat er achter gesloten deuren wordt onderhandeld (dit is onvermijdelijk en op een gegeven moment gaan de deuren weer open en moeten de uitkomsten in het openbaar worden verkocht), maar in de enorme complexiteit van de vraagstukken.
Het is onzin om te denken dat de belangen van het grote publiek beter zijn gediend bij volledige openbaarheid. Sterker, dat is in de praktijk ondoenlijk en het grote publiek zou meteen de aandacht verliezen gezien het technische karakter van de materie. We praten veel liever over Wilders of over andere populistenscheten, omdat die te begrijpen zijn en iedereen er een mening over heeft. Maar om het nut te begrijpen van het harmoniseren, herreguleren of liberaliseren van handelsregels binnen de al redelijk open markten als tussen de VS en de EU moet je expert zijn. Niet alleen op economisch gebied, want de meeste economen zijn het erover eens dat het afbouwen van handelsbelemmeringen macro-economisch gezien welvaartsvoordelen oplevert, maar ook een gespecialiseerd jurist. Hoogontwikkelde economieën kunnen niet zonder regels die investeerders ook buiten hun eigen land rechtsbescherming garanderen en voor een level playing field zorgen tussen binnenlandse en buitenlandse producenten. Tegelijk zijn er talloze andere eisen wat betreft kwaliteitsbewaking, voedselveiligheid, hygiëne, bescherming van werknemersrechten en ga zo maar door. Nationale overheden en (supra)nationale rechtsinstanties moeten daarop toezien.
Juist in al die regels - een nirwana voor juristen, advocaten, fiscalisten, verzekeringsexperts, consultanten en al die andere beroepsgroepen met een stropdas en een hoog uurtarief - zit het democratisch element, en al die verschillende regels tussen nationale democratieën maken het internationale handelsverkeer mede zo ingewikkeld. Daarbij kunnen regeringen op macroniveau voor vrijhandel zijn, maar in specifieke gevallen behartigen zij de belangen van hun nationale producenten. Omdat de Europeanen binnen de Gemeenschappelijke Europese Markt aan exporteren gewend zijn, en kleinere nationale thuismarkten kennen, is de Europese markt vaak opener dan de Amerikaanse, die groter is, maar ook meer naar binnen gericht. Van alle kleine en middelgrote Amerikaanse bedrijven werkt slechts één procent voor de export. Om die reden denkt eurocommisaris Karel de Gucht dat Europa meer te winnen heeft van TTIP dan Amerika. Ik denk terecht, al kun je die redenering ook omdraaien, omdat de Amerikanen vanwege hun 'provincialisme' een inhaalslag hebben te maken. Zo is het altijd bij internationale handelsdeals. Zij zijn altijd voor meerdere uitleg vatbaar en nooit een zero sum game. Een opening van markten biedt niet alleen kansen voor eigen producenten, maar zorgt ook altijd voor meer (buitenlandse) concurrentie.
Na twee weken als mediavertegenwoordiger in deze wereld te hebben verkeerd, in Europa en Amerika, ben ik alleen maar meer onder de indruk gekomen van al het menselijk vernuft dat bij al deze vaak onzichtbare praktijken aan de dag wordt gelegd. Dan hebben we het nog niet over al het wetenschappelijk onderzoek, praktisch en fundamenteel, dat bij allerlei bedrijven, onderzoeksinstituten en universiteiten, wordt verricht. Geen mens kan daarvan de reikwijdte overzien, zoals ook geen mens technische en wetenschappelijke innovatie kan voorspellen. Dat betekent per definitie dat reguleerders achter de feiten aanlopen, en dat nationale protectie door nieuwe grensoverschrijdende technologische ontwikkelingen (het internet bestaat amper twintig jaar) wordt weggespoeld. Hooguit bestaat er een soort vertrouwen dat wij hoogopgeleide westerlingen van deze mondiale ontwikkelingen per saldo beter worden, omdat wij dat in het verleden altijd hebben gedaan en die ontwikkelingen zelf in gang gezet hebben. Tegelijk bestaat het idee dat TTIP voor de westerse wereld de 'laatste kans' is om de mondiale spelregels te bepalen, omdat Azië 'eraan komt'. Wie niet meedoet of zich afsluit voor de wereldmarkt, is sowieso de klos. Je afschermen achter nationale grenzen is voor de toekomst geen optie meer.
Dat zijn hele simpele, bijna rudimentaire aannamen, om de wereld om ons heen overzichtelijk te houden. Geheimzinnig is dit mondiale krachtenspel niet (het vindt in alle openheid plaats), wel hypercomplex. Op regionaal niveau geldt dat al voor de EU, die op het gebied van transnationale samenwerking het verst gevorderd is en de reputatie geniet een bestuurlijk monstrum te zijn. Dat het Europese integratieproces complex is, kan niemand ontkennen. Maar je kunt ook zeggen dat de EU voor normen en standaarden zorgt die het handelsverkeer doorzichtiger maken, willekeur tegengaan en minder ruimte laten voor gesjoemel op nationaal niveau. Het is geen toeval dat de landen die op nationaal niveau het meest afwijkend zijn en de meeste corruptie kennen (de Zuid-Europese lidstaten), tijdens de eurocrisis ook het minste vertrouwen op de internationale geldmarkten genoten. Het wereldwijde moderniseringsproces (ook wel globalisering genoemd) dwingt tot het onderling afstemmen, uniformeren en integreren van nationale reguleringssystemen.
Of dat goed of slecht is, weet ik niet. Maar het gebeurt en om de wereld inzichtelijk en bestuurbaar te houden, wat ook een democratische eis is, is er eigenlijk geen andere keus. En om die wereld te duiden, zijn professionele journalisten nodig. Transparanter kunnen we het voor u niet maken, al geef ik onmiddellijk toe dat transparantie een ondoorzichtig en nietszeggend begrip wordt als bankiers, marketeers, stakeholders, spindoctors, beleidsmedewerkers, diplomaten en internationale onderhandelaars zich er in hun newspeak ook van gaan bedienen. Ook de gevestigde journalistiek wordt dan medeplichtig bij het verspreiden van een abstract woordgebruik waarbij men door de bomen het bos niet meer ziet. Dan ontstaat vanzelf het wijdverbreide idee dat het grote publiek door de 'boven ons gestelden' voor de gek wordt gehouden ern dat alle politici leugenaars zijn. Dat is een giftig misverstand dat in de huidige populistische tijden amper valt te bestrijden. Erger: alle retoriek over 'meer transparantie' zal het idee dat onze bestuurselites wat te verbergen hebben alleen maar versterken.