Minister van BuZa Uri Rosenthal vindt dat Tunesië, Egypte, Bahrein en andere landen in het Midden-Oosten waar burgers roepen om meer vrijheid en democratie op Europese hulp moeten kunnen rekenen. Rosenthal hoopt met name Egypte een lichtend voorbeeld zal zijn voor demonstranten in andere landen, omdat hij gelooft dat het land van de piramides nu echt aan het democratiseren is.
Na het weekend reist Rosenthal naar Brussel waar hij, in de woorden van
Elsevier, 'met zijn Europese collega's een overeenkomst hoopt te bereiken over een pakket voorstellen waarmee de EU de Arabische landen tegemoet kan treden, om te zorgen dat de landen krachtiger uit de crisis komen'.
Premier Rutte bleef ondertussen een slag om de arm houden. "Landen in de Arabische regio staan op een kruising. Ze kunnen kiezen voor democratie, maar ook voor een fundamentalistisch islamitische staatsvorm zoals in Iran". Rosenthal is daar minder bang voor. Volgens hem valt het wel mee met dat gevaar omdat de activisten volgens hem vrijwel allemaal juist méér niet minder democratie eisen.
Hoewel dat klopt lijkt het Rosenthal te ontgaan dat de Moslimbroederschap óók meer vrijheid en een democratischer systeem eist, maar dat deze organisatie dit soort mooie concepten onmiddelijk in de prullenbak gooit als ze zelf aan de macht komt. Dat iemand zégt voor democratie te zijn, betekent niet dat het ook zo is.
Ik ben het er helemaal mee eens dat we echte democratische, seculiere groepen moeten steunen, maar we weten nu nog helemaal niet hoe de verschillende revoluties in het Midden-Oosten zullen uitpakken. Wie komt er aan de macht? Waarom zouden we nu al geld aan de betrokken landen zelf moeten geven, in plaats van aan bepaalde groepen?
Laten we de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, dus ook in Egypte, even afwachten voordat we op grote schaal hulp aanbieden; in de tussentijd kunnen we prima bepaalde seculiere, democratische groepen ondersteunen. Dat is voorlopig voldoende, me dunkt.