Hoe heette hij ook alweer, die Britse politicus die decennia terug al waarschuwde tegen de gevolgen van de Engelse immigratie- en anti-discriminatiewetgeving? En de natie waarschuwde voor orgieën van geweld, eindigend in rivieren van bloed die van dat beleid het gevolg zouden zijn?
Ah, het was Enoch Powell, herinnerde ik mij vanmorgen, de conservatieve MP die in 1968 (!) in een
speech in Birmingham zijn bezorgde voorgevoelens uitte en prompt werd ontslagen uit het schaduwkabinet van Edward heath. Hij had mensen uit zijn constituency gesproken en die hadden geklaagd over de totale transformatie die hun wijken als gevolg van de immigratie hadden ondergaan. Powell realiseerde zich dat hij niet zijn schouders kon ophalen en aan iets anders kon gaan denken. De klachten die hij hoorde waren de klachten van duizenden mensen in geheel Groot-Britannië. Hij zei wat in Nederland Paul Scheffer, zij het met minder retorische gaven, op 29 januari 2000 in
de NRC zou schrijven:
We must be mad, literally mad, as a nation to be permitting the annual inflow of some 50,000 dependants, who are for the most part the material of the future growth of the immigrant descended population. It is like watching a nation busily engaged in heaping up its own funeral pyre. So insane are we that we actually permit unmarried persons to immigrate for the purpose of founding a family with spouses and fiancées whom they have never seen.
Wat hij ten slotte voor zich zag, met een verwijzing naar de Aeneis van Vergilius (boek VI, regel 86-87), zei hij zo:
As I look ahead, I am filled with foreboding. Like the Roman, I seem to see "the River Tiber foaming with much blood". That tragic and intractable phenomenon which we watch with horror on the other side of the Atlantic but which there is interwoven with the history and existence of the States itself, is coming upon us here by our own volition and our own neglect. Indeed, it has all but come. In numerical terms, it will be of American proportions long before the end of the century. Only resolute and urgent action will avert it even now. Whether there will be the public will to demand and obtain that action, I do not know. All I know is that to see, and not to speak, would be the great betrayal.
Waarom ik vanmorgen aan Powell moest denken en
de mooie biografie van Simon Heffer weer eens uit de kast trok, zal duidelijk zijn. De ochtendkranten stonden vol van de rellen die nu alweer vijf dagen aanhouden in Stockholm, waar buitenwijken zijn veranderd in gettos van immigranten die hun grieven en frustraties in gewelddadige onlusten uiten. Blader je verder dan stuit je op vervolgverhalen over de afschuwelijke gebeurtenis van deze week in Londen (The horror, the horror!), waar twee geradicaliseerde moslims een Engelse soldaat op straat afslachtten, in de naam van Allah, want die soldaat had tegen moslims gevochten. En wij zullen nooit meer veilig zijn, zei Madman Michael Adebolajo. De taktiek van Al Qaida bestaat nu in de inzet van autonome doe-het-zelf-terroristen. Woolwich is het vervolg op Boston, en het is wachten op het vervolg.
Actie moest er komen, zei Powell. En hij vroeg zich af of de publieke wil' om die actie te vragen en te verkrijgen, er wel was.
Bijna vijftig jaar later moeten we zeggen dat die wil er niet is. Herinner u de uitzending van Pauw en Witteman over onze eigen Driehoek van het Zwaard naar aanleiding van de verslaggeving in
Trouw. En u ziet politici die feiten ontkennen en een rooskleurig beeld van de werkelijkheid willen zien.
In wat voor denken zitten zij gevangen? Ik bladerde nog wat verder en stuitte in de culturele bijlage (Gulliver) van het Nederlands Dagblad op een recensie door CDAer Jan Schinkelshoek van het nieuwe boek van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. Zij komt binnenkort naar Nederland voor twee lezingen. Ze schreef een boek tegen De nieuwe religieuze intolerantie: een uitweg uit de politiek van de angst. U voelt al aan uit welke hoek de wind waait. De wereld, zo luidt haar analyse, is in de greep van de angst, een angst voor het onbekende die zich vooral tegen de moslims richt. We moeten die intolerantie bestrijden door respect en inlevende verbeelding voor religieuze minderheden op te brengen. Schinkelshoek vindt het wat te mooi allemaal, te politiek correct misschien wel, want het hele betoog is gebaseerd op een relativiteitstheorie die vanzelfsprekend populair is binnen politiek en bestuur, maar die niet zal voorkomen dat opgekropte passies op onverhoedse momenten eruit zullen spuiten.
De gevolgen van alle fouten uit het verleden gebaseerd op valse schaamte en al te gemakkelijke onverschilligheid zullen niet gekeerd worden met een correct filosofietje over respect. Het zal het alleen maar erger maken. Omdat het de bron de aanwezigheid van een vreemde cultuur en een even vreemd geloof, opgesloten in de gevangenis van achterstand die wij met onze verzorgingsstaat en eigen culturele vaagheid en lafheid hebben gecreëerd zal blijven bestaan als een blijvende voedingsbodem van frustratie, agressie en een horreur van geweld.
Dat onder eigen ogen te zien en te blijven zwijgen, is het grote verraad, zei Powell, waarmee hij, meer dan hij zelf wilde, de blijvende mentaliteit van politici, bestuurders en media adequaat samenvatte.