Voormalig ABNAMRO topman Rijkman Groenink was afgelopen week weer eens in beeld. In het NTR-programma 'Kijken-in-de-ziel' van Coen Verbraak over wat topmanagers in het bedrijfsleven zouden mogen verdienen, werd ook Groenink geïnterviewd en natuurlijk kwam ook het geld dat hij destijds had overgehouden aan de verkoop van diens aandelenpakket in ABNAMRO weer ter sprake. Ook eerder al werd Groenink, bij College Tour in februari vorig jaar, bevraagd over diens vermeende exorbitante 'bonus'. Tijd voor enige nuancering van een onjuist geschapen beeld. Nu is het onderwerp 'bankiers bonussen' een uiterst actueel en precair onderwerp, ook internationaal. En dat is ook volkomen terecht. Het Europees Parlement nam onlangs nog enkele resoluties aan waarin die bonussen beperkt zouden worden tot maximaal één á twee jaarsalarissen (in dat laatste geval alleen als de aandeelhouders daarmee instemmen). In mijn ogen nog steeds absurd, en voorbijgaand aan de werkelijke problematiek die speelt in de financiële sector, terwijl het daarover juist zou moeten gaan in het (internationale) debat. Ik wil het in deze zondagscolumn eens hebben over de -bedenkelijke- rol van de media over de persoon Groenink, die door Jan en Alleman werd (en wordt) weggezet als de personificatie van de 'graaiende bankier'. Dat beeld is in mijn ogen onjuist en verdient enige nuancering.
Want laten we de feiten even op een rijtje zetten: Groenink ontving geen bonus, maar ontving, evenals elke andere aandeelhouder in ABNAMRO, de prijs die het kopende consortium wilde betalen voor zijn aandelenpakket. Een pakket, dat hij in de loop van de twintig jaar dat hij werkzaam was voor De Bank had opgebouwd. Opgebouwd op voordracht van en met instemming van zijn Raad van Commissarissen. Iedere aandeelhouder heeft zijn aandelen tegen de geboden prijs aangeboden aan het kopende consortium. En over de opbrengst van dat aandelenpakket heeft Groenink gewoon belasting betaald. Ongeveer de helft ervan verdween dus in de schatkist.
Er is dus geen enkele reden waarom de heer Groenink zijn aandelenpakket 'om niet' aan de overnemende partij had moeten laten. Dan zou dat eveneens hebben moeten gelden voor alle andere aandeelhouders in alle andere soortgelijke gevallen: gelijke monnikken, gelijke kappen, nietwaar? Bovendien, en dat wordt ook vaak verzwegen, heeft Groenink het bod van dat kopende triumviraat (RBS, Santander en Fortis) niet gesteund, maar opteerde voor het bod van Barclays, dat hem aanzienlijk minder zou hebben opgeleverd. Verzwegen wordt, dat Groenink destijds ten tijde van de fusie tussen ABN en AMRO Bank, meermaals een aanbod van grote Amerikaanse banken had afgeslagen waar hij drie tot vier keer meer kon verdienen als in het kneuterige Nederland. Groenink koos voor zijn bank: ABNAMRO.
Ook wordt vaak vergeten, dat Groenink eigenlijk De Bank het liefst in Nederlandse handen gehouden zou hebben, maar de communicatie tijdens de overname onderhandelingen tussen de toenmalige top van de bank met de toenmalige gesprekspartners der publieke zaak, minister Bos van Financiën en de baas van DNB, de heer Wellink, verliep niet altijd even vlekkeloos, waardoor dit uiteindelijk niet haalbaar bleek. Bos heeft minstens zoveel bokken geschoten in dat proces, maar daarover hoor je niemand. In plaats daarvan wordt Groenink door de pers (en dus door het publiek) als de grote graaier aangewezen. Er is een boekje over geschreven (De Prooi, van Jeroen Smit) en er is zelfs een theatervoorstelling van gemaakt. Dat sommige mensen willen verdienen aan een hype is tot daaraan toe. Anders wordt het, wanneer een ongenuanceerd beeld van iemand wordt geschetst. En de media hebben vervolgens van Groenink een grootgraaier gemaakt. Dat is hypocriet en heeft een hoog, typisch Hollands, afgunst gehalte. En met het vertrek van Groenink (en vele anderen) uit het Nederlandse bankwezen vertrekt er ook een schat aan kennis en ervaring. Dat is jammer, onterecht en onnodig.
En zoals zo vaak blijft het echte probleem onopgelost: het beloningsbeleid van (top-)managers in de financiële wereld. Ik noemde al de farce van het Europees Parlement over het zogenaamd aan banden leggen van de bankiersbonussen. Maar dat geldt ook voor de Raden van Commissarissen die dergelijke beloningspakketten samenstellen, zoals in het geval Groenink. Niemand begrijpt waarom een bankier, die leeft van uw en mijn geld, extra beloning moet ontvangen van een of twee keer zijn jaarsalaris of omvangrijke aandelen- en optiepakketten zou moeten ontvangen bovenop het vaak toch al riante salaris. Maar het aan banden willen leggen helpt ook niet, want de sector heeft al aangekondigd de vaste salarissen (fors) te verhogen, zodat per saldo de betrokkenen er niet op achteruit gaan. Achterhoede gevechten dus van dat Europees Parlement, die de echte koe niet bij de horens durft te vatten: een fundamenteel debat over de beloning in de financiële sector als geheel en de rol die banken spelen in onze samenleving.
Want daar kan men natuurlijk de nodige vraagtekens bij plaatsen. Niet alleen betekent de toenemende verwevenheid van banken met staatsfinanciën, dat men de vraag kan stellen hoe 'privaat' een bankinstelling nog is, maar ook kan men vraagtekens plaatsen of het wel zo gezond is, als 'traders' door het gekozen remuneratiebeleid worden aangemoedigd om (persoonlijke) winstmaximalisatie als leitmotif voor hun handelen te kiezen. Als financiële producten vooral worden ontworpen ter meerdere eer en glorie van de winst van een bankinstelling of de bonussen van haar handelaren in plaats van het stimuleren van de reële economie, dan is dat een principieel vraagstuk, dat raakt aan de essentie van de rol die het bankwezen in onze samenleving zou moeten spelen: die van facilitator van betalingsverkeer en kredietverschaffer aan ondernemingen om economische groei te stimuleren. Sterker nog, door het niet, of althans onvoldoende goed, adresseren van deze problematiek staat het welbekende vertrouwen in ons bankwezen op het spel.
Maar in de dagelijkse praktijk zien we -nog steeds- het omgekeerde. Het op eigen winstmaximalisatie gerichte beleid van zakenbankiers, derivatenhandelaren en valuta traders is ontspoord en leidt niet zelden tot mega verliezen voor de bankinstelling waarvoor deze, doorgaans piepjonge personen werkzaam zijn. Het gevolg van hun roekeloze handelingen is niet zelden een failliet van het bedrijf of in elk geval miljardenverliezen. En de factuur daarvan wordt vervolgens bij de belastingbetaler neergelegd. Bovendien wordt er vrijwel geen cent krediet meer verstrekt, omdat de bank in kwestie haar weerstandvermogen moet opkrikken; ook niet of nauwelijks aan in de kern gezonde projecten. Maar intussen gaat de internationale financiële sector wel gewoon op de oude beloningsvoet verder. Het zou dus veel beter zijn om (niet alleen in Europees verband, maar mondiaal, want anders heeft het totaal geen zin) dáárover eens een echte discussie te voeren, in plaats van het steeds weer te hebben over de 'bonus' van Groenink. Die heeft namelijk nooit bestaan.
Klik hier voor een overzicht van mijn columns en volg mij hier op Twitter.