"Het aplomb en de stelligheid waarmee de spreekbuizen van de Rabobank overtuigd zijn van de nefaste rol van de mens in de klimaatproblematiek steekt schril af bij wat we kunnen leren uit economische modellen." Aldus Kees de Lange, voormalig lid van de Eerste Kamer en oud-hoogleraar moleculaire spectroscopie en laserspectroscopie in Amsterdam. Het klimaat op aarde verandert al zo lang als de aarde bestaat. Dat is niets bijzonders, maar een volkomen normale eigenschap die hoort bij elk complex dynamisch systeem. Die vaststelling geeft geen antwoord op hoe het klimaat verandert, over de vraag of we daar als mensen deels verantwoordelijk voor zijn, welke veranderingen in de toekomst gaan plaatsvinden, en of die veranderingen positief of negatief voor de mensheid zullen uitvallen. De enige hoop die we hebben om überhaupt op dat soort vragen in te kunnen zijn, zijn de wetenschappelijke methoden van de chemie en fysica van de aardatmosfeer. Toepassing van die methoden garandeert overigens geen sluitende antwoorden. Willen we iets begrijpen van de klimaatproblematiek, dan is dus natuurwetenschappelijke kennis in elk geval onmisbaar. Een kort maar noodzakelijkerwijs incompleet overzicht van hoe die methoden werken, is daarom op zijn plaats.
Natuurwetenschap begint met waarnemen. Als het over het klimaat op aarde gaat, kan men op veel mogelijke manieren waarnemingen doen. Men kan zich richten op gegevens uit het geologisch verleden, uit het meer recente verleden of uit het heden. Boorkernen, fossielen, boomringen, zaden en plantenresten dragen allemaal bij aan wat we over het klimaat uit het verleden te weten kunnen komen. Recent zijn daar enorm veel mogelijkheden bij gekomen om via satellietmetingen gegevens te verzamelen. Het doen van metingen is overigens nooit een eenvoudige zaak, omdat allerlei foutenbronnen zorgvuldig bepaald en zo veel mogelijk uitgesloten moeten worden.
In elke klimaatdiscussie worden met graagte temperatuurgemiddelden over een jaar geciteerd. Nu gaat het bij het klimaat om een gemiddelde over globaal dertig jaar, dus jaarcijfers zijn maar zeer betrekkelijk. Bovendien kan men zich afvragen of een gemiddelde temperatuur voor een complex systeem als de hele aarde bijzonder zinvol is. Los daarvan, temperatuurmetingen zijn niet simpel, zoals
goed beschreven hier. Bovendien zijn er twee soorten temperatuurmetingen, namelijk oppervlaktemetingen, en van meer recente datum satellietmetingen die resultaten geven voor de lagere troposfeer. Opvallend is dat dergelijke meetmethoden tot heel verschillende datasets leiden. Nu leiden oppervlaktemetingen vaak aan het ‘urban heat island’ (UHI) effect. Dit betekent dat meetstations die vroeger ver van de bewoonde wereld stonden, langzamerhand in buitenwijken van grote bebouwde agglomeraties zijn beland, hetgeen tot hogere temperatuurmetingen leidt. Satellietmetingen zijn inherent nauwkeuriger, maar kunnen eveneens leiden tot interpretatieverschillen. Thermometer data suggereren, na heel veel aanpassingen, dat het klimaat systeem sinds het midden van de jaren 1800 is gestegen met ~ 0.7
0C.
Nu zijn goede metingen prachtig, maar ze vertellen ons niets over de toekomst tenzij we die metingen kunnen verklaren met behulp van theorie. Bij klimaatwetenschap gaat het om natuurwetenschappelijke theorievorming die wordt ontwikkeld in computermodellen. Nu gaat het om complexe materie. Deels zijn natuurwetten (behoud van energie, gaswetten, effect van gravitatie inde atmosfeer, molecuulspectroscopische eigenschappen van atmosferische moleculen, etc.) die uitstekend bekend en getest zijn nodig, maar deels zijn zaken essentieel waarvan de chemie en fysica niet of nauwelijks bekend zijn. Dergelijke effecten kunnen slechts door parametrisering in rekening worden gebracht. Dat houdt in dat bepaalde parameters in het model bepaald of geschat worden door modeluitkomsten met metingen te vergelijken. De methodiek wordt helder beschreven op de
volgende pagina. Problemen die via parametrisering beschreven worden zijn b.v. het opwarmend effect van CO
2, en het koelend effect van wolken. Het spreekt vanzelf dat als bepaalde fysische effecten niet meegenomen worden in de modellen, dergelijke effecten buiten beschouwing blijven. Men kan hierbij b.v. denken aan de rol van de zonnewind op wolkenvorming, zie
hier.
Curieus is dat er zo’n 100 klimaatmodellen in omloop zijn die stuk voor stuk tot verschillende uitkomsten leiden. Curieus omdat in de theoretische natuurkunde de relativistische quantummechanica uitstekend beschreven wordt met één Dirac-vergelijking. Het is dus altijd zinvol je af te vragen over welk klimaatmodel het gaat in diverse beschouwingen. Complexe modellering en uitbundige parametrisering treffen we overigens ook aan in de meteorologie en de economie (zie later).
Wat bepaalt nu of klimaatmodellen goed functioneren? Dat is alleen mogelijk door de uitkomsten van modellering te vergelijken met betrouwbare metingen over een zo lang mogelijke periode. Pas als de overeenstemming goed is, is er enige reden om vertrouwen in de uitkomsten van klimaatmodellen te hebben, en te hopen dat zij tot “voorspellingen” voor de toekomst leiden die enigszins betrouwbaar zijn. Zo is het veel te simpel te stellen dat als toename van het CO2 gehalte in de atmosfeer en de temperatuurstijging perfect gecorreleerd zouden zijn (quod non) er ook een oorzakelijk verband tussen beide zaken zou bestaan. Correlatie en causaliteit zijn totaal verschillende dingen.
In klimaatmodellen wordt een belangrijke opwarmende rol toegekend aan CO2. Zoals alle moleculaire gassen (water, methaan, etc.) is CO2 een broeikasgas. Het bijzondere van CO2 is dat het gas nauwelijks afgebroken wordt door UV straling van de zon en een lange verblijftijd in de atmosfeer heeft. Zonder CO2 zou overigens de aardtemperatuur tientallen graden kouder zijn en zou de aarde een nogal onaangename plaats voor menselijk verblijf zijn. Daarnaast is CO2 de primaire voedingsbron voor alle plantenleven op onze planeet. Beneden 180 ppm zouden planten in grote problemen komen. Momenteel bevat de aardatmosfeer ongeveer 400 ppm CO2, en dat is deels toe te schrijven aan menselijke activiteit. Daar gaat het debat dus ook niet over, wel over de vraag tot hoeveel opwarming dat zou leiden en hoe ernstig dat is. In elk geval tonen satellietmetingen aan dat plantengroei op aarde de laatste jaren een positieve impuls heeft gekregen.
In de natuurwetenschap geldt dat “the proof of the pudding is in the eating”, dus vergelijking van meetgegevens met modeluitkomsten is cruciaal. Nu is de rol van de mens als het gaat om klimaatbeïnvloeding tot in elk geval 1850 verwaarloosbaar. In de 11e tot 14e eeuw was sprake van de zogenaamde Medieval Warm Period (MWP) en van de 17e tot 19e eeuw van de Little Ice Age (LIA). Ook geven satellietmetingen aan dat gedurende de laatste 20 jaar er niet of nauwelijks van opwarming sprake is. Gedurende MWP en LIA speelde menselijke activiteit bij het klimaat geen rol. De afgelopen 20 jaar is het CO2 gehalte toegenomen maar de temperatuur in de troposfeer niet. De klimaatmodellen zien geen kans de data uit de drie genoemde perioden adequaat te reproduceren, dus twijfel aan de voorspellend waarde in de richting van de toekomst is gerechtvaardigd. Hoe men ook naar de modelprognoses kijkt, zij “voorspellen” consistent significant hogere temperaturen dan de meetgegevens tonen.
In een minder recent verleden is er sprake geweest van CO
2 concentraties in de orde van 2000 ppm, dus 5 maal zo hoog als wat we nu ervaren. De temperatuur op aarde was hoger dan nu, maar opvallend is dat het CO2 gehalte de opwarming in de tijd volgde, en niet omgekeerd. Opnieuw een reden om het causale verband tussen CO
2 en opwarming niet als zoete koek te slikken. In feite leren de geologische en paleologische gegevens ons dat in de geschiedenis van de aarde zaken als vulkanische uitbarstingen en inslagen van meteoren grotere effecten hebben gehad dan
klimaatverandering per se. In de huidige klimaatmodellen blijven die risico’s van deze en andere natuurlijke factoren buiten beschouwing.
Wat weten we nu en wat denken we te weten? Deels door menselijke activiteit is het CO
2 gehalte in de atmosfeer opgelopen tot 400 ppm. Is er sprake van significante stijging van de aardtemperatuur en is daarbij CO
2 de grote boosdoener? Daarover lopen de meningen zeer uiteen. Graag hanteren mensen die voortdurend menen dat het twee voor twaalf is de gedachte dat 97.5 % van alle wetenschappers die mening zouden zijn toegedaan. Dat cijfer kan in elk geval naar het rijk der fabelen verwezen worden, zoals
overtuigend aangetoond door Richard Tol. Integendeel, “the science is
not settled” en er vindt zelfs in toenemende mate een levendig wetenschappelijk debat plaats. Zoals dat ook hoort. Voor een aantal voorbeelden, zie
hier en
hier.
Laten we nu voor de discussie aannemen dat (i) het CO
2 gehalte van de aardatmosfeer deels stijgt door menselijke activiteit (aangetoond); (ii) dat dit leidt tot toekomstige temperatuurstijgingen (onder debat); (iii) dat hier iets tegen gedaan moet worden (onder debat), dan rijst de vraag wat die acties dan zouden moeten inhouden, en wat de effectiviteit en kosten ervan zouden bedragen. Als CO
2 de grote klimaatduivel zou zijn, is vermindering of zelfs beëindiging van de uitstoot ervan een heilig doel. Daartoe moet dan het gebruik van fossiele brandstoffen onder de loep genomen worden. Daar kan men over nadenken, maar als de enige conclusie waartoe men in Nederland schijnt te komen is dat men alle vertrouwen in wind en zon stelt, dan scheppen we wel een enorm probleem. Voor een nuchtere kijk op de wind- en zonproblematiek en op de kosten ervan, zie
hier en
hier. Opvallende energiebronnen die ontbreken in het Nederlandse Energieakkoord zijn warmte-kracht koppeling en kernenergie. Voor een korte samenvatting van kernenergie volgens het moderne thorium MSR concept, zie
hier en
hier. Als de conclusie al zou moeten zijn dat terugdringing van de CO
2 uitstoot hoge prioriteit heeft, dan zijn de daartoe gekozen middelen ongeschikt, onbetrouwbaar en uitzonderlijk kostbaar. Door deze route te gaan laat Nederland economisch grote kansen liggen.
De moderne natuurwetenschap begon ongeveer 300 jaar geleden met Galileo Galilei. Hierdoor kreeg de mensheid de kans de donkere middeleeuwen achter zich te laten en ongelofelijke wetenschappelijke en technologische vooruitgang te boeken. Fundamentele wetenschap kan slechts floreren door de inbreng van onafhankelijke denkers. Ik zal u niet met lange reeksen voorbeelden vermoeien. Dat de politiek graag profiteert van alle voordelen die de resultaten van wetenschap bieden, is begrijpelijk. Echter, bij het bedrijven van fundamentele wetenschap is voor de politiek geen rol weggelegd. Juist de vermenging van wetenschap en politiek, en het onderwerp ‘’klimaat’’ is daarvan helaas een sprekend voorbeeld, is de wetenschap het eerste slachtoffer. Politiek die probeert de wetenschap te sturen ten einde politiek gewenste uitkomsten te produceren doet zichzelf uiteindelijk schade. Veel erger is dat op deze wijze het hele concept van onafhankelijke fundamentele wetenschap als bron van onze huidige en toekomstige welvaart wordt aangetast. Dat is pas de werkelijke schade van deze verpolitiekte en verziekte wetenschapsopvatting.
Terug naar de oprispingen van de Rabobank, want daar begon het allemaal mee. Ene Hans Stegeman schrijft blogs op Rabopapier (van RaboResearch) onder het Rabo logo, zie
hier. Een normaal denkend mens mag dan aannemen dat het hier om meer dan een privémening gaat en dat dit het Rabo standpunt vertegenwoordigt. Of kan iedere Rabo personeelslid unverfroren zijn persoonlijke ideeën de wereld in slingeren onder de kop Rabo? Dat gelooft uiteraard niemand. Dezelfde Hans Stegeman is op Twitter actief en spreekt daar over ‘klimaatontkenners’. Iedereen die de klimaatwereld ook maar uit de verte kent, weet dat dit woord bedoeld is om associaties met Holocaust-ontkenning op te roepen en dus andersdenkenden in diskrediet te brengen. Hans Stegeman is dus of extreem onwetend of extreem kwaadwillig.
In zijn column stelt Hans Stegeman dat ‘’inmiddels ruimschoots is aangetoond en ervaren dat menselijk handelen leidt tot klimaatverandering. De plannen liggen er, in de vorm van het klimaatakkoord en in Nederland ook in de vorm van de energie-agenda’’. Op de vraag op welke natuurwetenschappelijke kennis en ervaring van Hans Stegeman deze passage stoelt, gaat Barbara Baarsma in haar reactie maar liever niet in. Wel wordt het versleten en veelvuldig onjuist bevonden argument van de grote consensus binnen de wetenschap weer eens over tafel geschoven. Nee mevrouw Baarsma, zelfs als er zoiets als consensus zou bestaan, is dat wetenschappelijk irrelevant.
Het aplomb en de stelligheid waarmee de spreekbuizen van de Rabobank overtuigd zijn van de nefaste rol van de mens in de klimaatproblematiek steekt schril af bij wat we kunnen leren uit economische modellen. Economische modellering vertoont sterke overeenkomsten met de complexe modellering van het aardse klimaat. Ook bij modellering van complexe economische systemen worden waarnemingen als invoer gebruikt en worden er stevig geparametriseerd. Ik heb nog nooit een econoom gesproken die oprecht gelooft dat economische prognoses gebaseerd op dergelijke modellen een geldigheidsduur van 30 jaar hebben. Op welke superieure kennis van klimaatwetenschap is de Rabo-overtuiging gestoeld dat we de oorzaken van klimaatverandering voor de komende 30 jaar zouden kennen? Graag verwijs ik naar een recente bijdrage op Twitter van Lex Hoogduin: ‘’het is fundamenteler: economische wetenschap biedt geen basis voor kwantitatieve macro-economische voorspellingen’’. Dat standpunt over complexe modellering getuigt dunkt mij van meer realiteitszin dan onze Rabo klimaatamateurs ons willen doen geloven.
De Rabobank zou er verstandig aan doen om op terreinen waarop men geen aantoonbare expertise bezit niet op een wijze naar buiten te treden die veel klanten irriteert en zelfs schoffeert. Juist op gebieden die grote economische implicaties hebben (Brexit, de verkiezing van Trump) en de gevolgen voor het beleggingsklimaat sloeg de Rabobank de plank ernstig mis. Normaal gesproken zou dat moeten leiden tot wat meer prudentie en terughoudendheid bij de organisatie dan wij helaas tot op dit moment mogen waarnemen. Tijd voor wat interne herbezinning en schoonmaak misschien?
Kees de Lange was lid van de Eerste Kamer van 2011 tot 2015, namens de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) en later als onafhankelijk lid. Hij studeerde wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was hoogleraar moleculaire spectoscopie.