De regering weigert een kosten/batenanalyse van windenergie te laten maken. De civil society vult deze leemte op.
Zoals is reeds zo vaak heb betoogt, vormen duurzame energie en desinformatie een Siamese tweeling. Gisteren belichtte Albert Stienstra op mijn blog het voorbeeld van de zonnepanelen. Vandaag is windenergie aan de beurt.
Onder de titel, 'De besparing van brandstof en CO2 uitstoot', door Windenergie', hebben F. Udo, C. le Pair, K. de Groot, A. H.M. Verkooijen en C. van den Berg, nieuwe berekeningen gemaakt van het rendement van windenergie, mede op basis van de meest recente praktijkervaringen in andere landen met deze vorm van duurzame energie. Praktijk wil zeggen: nu eens geen modelstudie! Het blijkt dat dit rendement veel lager is dan wat de regering voorspiegelt.
Ik pik een aantal elementen uit hun analyse.
Volgens het energieakkoord verdrievoudigt in de periode van nu tot 2023 het windvermogen in Nederland. Dat vergt veel geld. Het beoogde doel is besparing van fossiele brandstof en CO2 uitstoot. In dit artikel gaan wij na hoe groot de besparing is door inpassing van 10,5 GW windvermogen. Wij combineren daartoe de officieel verwachte opbrengst met de gevolgen van windstroomoverschotten, inpassingverliezen en zelfenergie. Het resultaat is, dat van de jaarlijks gegenereerde 104 PJ (104 x 1015 Joule) op zijn best 32 PJ (31%) overblijft. Andere verliesgevende factoren zijn niet verdisconteerd. De beoogde brandstofbesparing kan goedkoper door efficiëntievergroting. ...
De vraag hoeveel brandstof en CO2 uitstoot windmolens sparen is vaak besproken met sterk van elkaar verschillende conclusies. Dat komt doordat praktijk gegevens nodig voor een harde berekening vrijwel geheel ontbreken. In dit artikel zullen wij, tenzij het nodig is preciezer te zijn gas en steenkool verschillen in CO2 uitstoot per eenheid geleverde warmte doen alsof brandstofbesparing en uitstoot vermindering gelijk opgaan. De regering rekent in overeenstemming met EU-afspraken alsof elk kWu windstroom de brandstof spaart van een kWu fossiel opgewekte stroom. Minister Kamp en zijn voorganger Verhagen geven toe dat het wellicht 3% minder zou kunnen zijn door verliezen. Een eerdere voorgangster, mevrouw Van der Hoeven, bekende de Tweede Kamer dat 5,1% van de besparing verloren ging. De heer Herwicker, een molenfan van KEMA (thans DNVGL), een instelling die het voor de overheid uitzocht, gaf toe: Het verlies is misschien 10% van de CO2 winst die je boekt. P. Lukkes noemt een verlies van 25%. Dat is door Minister Kamp weersproken in een brief aan de Tweede Kamer dd. 23 april 2014.
Andere studies in binnen- en buitenland melden nog andere percentages. Buitenlandse uitkomsten mogen alleen, zoals wij hieronder in dit artikel hebben gedaan, onder voorbehoud worden gebruikt. Tussen de officiële 0% verlies van de EU, de 3 of 5% van EZ, de 10% van KEMA, de 25% van Lukkes en de 100% berekend door een van ons (ClP) ligt een alarmerend verschil. Alarmerend omdat de investeringen voor de molenbouw geen onmisbare bijdrage leveren aan de stroomvoorziening. ...
Uit belasting op stroom zal de overheid volgens het Energieakkoord de windindustrie voor geleverde stroom uit zee 18 miljard Euro exploitatiesubsidie verstrekken. Dat is niet het enige, want in dit bedrag zitten niet de al aangegane verplichtingen ten bedrage van 5,5 miljard voor bestaande en al aanbestede windparken op zee. Deze bedragen zijn nodig om de particuliere investeringen in windenergie een gegarandeerd rendement te bieden. Het is meer dan de Betuwelijn, de hogesnelheidslijn en de JSF vliegtuigen samen kosten.
Bij zulke bedragen is het essentieel te weten in hoeverre het besparingsdoel gediend wordt. Men kan van 23,5 miljard ook op andere manieren nut hebben. En de besparingsdoelen zijn langs andere weg, zoals verhoging van de energieefficiëntie goedkoper te bereiken.
Merk op dat de maatschappelijke kosten van duizenden molens in het landschap in geen enkele kostprijsberekening worden meegenomen.
In dit artikel zullen wij daarom op basis van de nu aanwezige kennis berekenen wat Nederland mag verwachten van de brandstofbesparing en CO2 uitstoot vermindering als gevolg van de molenbouw. ...
Op grond van berekeningen, waarvoor naar het oorspronkelijke artikel wordt verwezen, concluderen de auteurs:
D.w.z. indien de molens zouden doen wat de regering verwacht, zullen zij een half procent van onze energie import en winning, of 0,8% van wat wij verwerken en verbruiken en 3,2% van wat wij aan energie gebruiken, gaan leveren. En voor die fractie zullen land en zee bezaaid zijn met molens. In de afgelopen jaren nam de efficiëntie waarmee wij met energie omgaan jaarlijks met ongeveer 1% toe. In een jaar besparen wij dus nu al meer dan de toekomstige molenproductie. Een miniem schepje er bovenop, zodat dit 1,05% wordt, is met wat overheidsstimulering reëel haalbaar. Daarmee zijn we in 2023 zonder molens even ver als met molens. Kortom de windbijdrage volgens de officiële verwachtingen is futiel en zoals uit het navolgende zal blijken, is het in werkelijkheid nog minder.
Hieronder worden aan de hand van praktijkuitkomsten 3 effecten besproken, die de bijdrage van windenergie verminderen.
1. Niet inpasbaar overschot aan windstroom in periodes van veel wind.
2. Rendementsverliezen van bestaande centrales veroorzaakt door de bijdrage van windenergie.
3. Energie gebruikt om de turbines te bouwen, te plaatsen en aan te sluiten op het bestaande net.
De auteurs kwantificeren de genoemde energieverliezen. Op grond van hun nauwkeurige berekeningen concluderen zij:
Alles bijeen zal de feitelijke besparing niet uitkomen boven 30% van de verwachte. Hetgeen in 2023 de windbijdrage aan de Nederlandse energie import en winning tot minder dan 0,2% terugbrengt. Deze 0,2% is het soelaas dat de wind ons biedt wanneer onbetrouwbare leveranciers vervelend doen. Intussen ontsieren de molens dan overal het landschap, verlagen de waarde van onroerend goed, bemoeilijken de navigatie op zee en vergroten daarmee de kans op aanvaringen. De bereikte besparing is minder dan 0,3% van de energie die wij in Nederland verbruiken en verwerken en 1% van het eigen verbruik.
Conventionele bedrijven, die inspringen als de wind het laat afweten, zullen de kosten van het stand by draaien niet meer kunnen opbrengen. Zij gaan die in rekening brengen, zoals aangekondigd door Peter Terium, CEO van RWE.
De prijs die de gemeenschap zal betalen voor besparing van fossiele brandstof en CO2 uitstoot met windmolens is meer dan drie maal hoger dan beloofd.
Lees verder hier.
Op een of andere manier heeft de gedragscode goed openbaar bestuur nog geen vat kunnen krijgen op de stelselmatige desinformatie die van overheidswege wordt verspreid op het terrein van duurzame energie. Vergelijking van de gedragsregels met de pratijk laten een gigantische kloof zien. Werk aan de winkel dus!
Voor mijn eerdere DDSbijdragen zie hier.