Herwaardering van de vroege middeleeuwen.
Op de middeleeuwen hebben we in het algemeen een niet al te positieve kijk. De periode - die volgt op de klassieke oudheid en die we grofweg plaatsen tussen ongeveer 500 en 1500 - roept bij kinderen en Game of Throne-fans associaties op met machtige kastelen, stoere ridders en schone jonkvrouwen, maar deze romantische voorstelling moet het toch vaak afleggen tegen een minder rooskleurig beeld. Kruistochten, de inquisitie, pestepidemieën, slechte hygiëne, openbare executies, een domme, bijgelovige bevolking en ga zo maar even door. Niet voor niets gebruiken we vaak de term middeleeuwse toestanden als we refereren aan situaties waarin bepaalde moderne voorzieningen of inzichten ver te zoeken zijn. Met andere woorden: erger kan het haast niet.
Geplunderd
Nou, eigenlijk wel, hebben we heel lang gedacht, want de middeleeuwen zijn weer onder te verdelen in drie perioden: de vroege, de hoge en de late middeleeuwen. Die late middeleeuwen gaan dan rond 1500 uiteindelijk over in de periode die we kennen als de renaissance, waarin de kennis uit de oudheid wordt herontdekt en waarin vele nieuwe ontwikkelingen hun intrede doen, maar we richten ons nu even op de vroege middeleeuwen. Lang werd immers verondersteld dat de arme mensen die in dát tijdvak leefden pas écht pech hadden. Deze periode, van circa 500 tot 1000, staat immers niet voor niets bekend als de donkere middeleeuwen. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk in de vijfde eeuw ontstond er chaos in West-Europa: het gezag verdween en grenzen werden niet meer bewaakt, barbaarse volkeren waren druk aan het verhuizen, steden werden geplunderd, inwoners sloegen op de vlucht, kortom, het was een zooitje. De klassieke beschaving ging ten onder en op de puinhopen en restanten van deze wereld probeerde de vroegmiddeleeuwse mens zo goed en kwaad als het kon om te overleven.
Tot zover het gangbare beeld. Ik ga nu niet zeggen dat daar niks van klopt, want in grote lijnen is bovenstaande natuurlijk gewoon waar, maar er kunnen wel enkele nuances worden aangebracht in het verhaal. Misschien waren die eeuwen zo vlak na de val van Rome toch niet zo heel verschrikkelijk als altijd werd aangenomen. In het Rijksmuseum van Oudheden vinden ze in elk geval van niet: in de nieuwe tentoonstelling Gouden Middeleeuwen wordt getracht het negatieve imago van die periode een beetje op te vijzelen. Nou ja, een beetje De titel van de expositie verraadt eigenlijk al dat de makers een wel héél hoge dunk hebben van die vroege middeleeuwen.
Schatten
De focus ligt op Nederland in de Merovingische tijd, van 400 tot 700 na Chr. Dit is de tijd dat de Merovingen, een Frankisch koningsgeslacht, heersen over de Lage Landen. Dit blijven ze doen tot halverwege de achtste eeuw, dan nemen de Karolingen (de dynastie van Karel de Grote!) het over. Her is een tijd waarover we eigenlijk vrij weinig weten. Er zijn nagenoeg geen schriftelijke bronnen uit de Merovingische periode die we kunnen raadplegen; de informatie die we hebben danken we aan geschriften uit latere tijden en uiteraard aan (recente) archeologische vondsten. Het zijn dan ook voornamelijk deze archeologische schatten die te zien zijn op de tentoonstelling en die hun eigen verhaal vertellen over de zgn. donkere middeleeuwen.
Merovingische vondsten zijn verspreid over heel Nederland gedaan en bijna al die plekken komen aan bod. Zo leren we bijvoorbeeld dat in eerste instantie bisschopsstad Maastricht the place to be was in die dagen, maar dat die rol van kerkelijk centrum van de Lage Landen later werd overgenomen door Utrecht. Bijna nergens is dan ook zóveel vroegmiddeleeuws spul in de bodem gevonden als in de latere Domstad. Maar denk ook aan o.a. de heuvelruggen in het oosten van Nederland en de monding van de Rijn, waar de vele grafvondsten aantonen dat daar, haast ononderbroken, behoorlijk welvarende mensen hebben gewoond gedurende deze periode.
Heidense rituelen
Dat weten we dankzij de prachtige voorwerpen die ze meekregen als grafgiften en die ons veel vertellen over hun manier van leven. Denk hierbij aan sieraden als gouden broches, kettingen en gespen, maar ook aan munten, kookgerei, zwaarden en andere gebruiksvoorwerpen. Het toont aan dat er nog zeer levendig handel werd gedreven, want de voorwerpen zijn uit alle windstreken afkomstig. We mogen blij zijn dat in deze schemerperiode, waarin het christendom nog niet alle oude goden heeft verjaagd, de doden nog volgens de heidense rituelen worden begraven en hun halve huisraad meekrijgen in hun graf, want anders was veel waardevolle informatie verloren gegaan en hadden we nóg minder geweten over deze eeuwen.
Maar vergis u niet: het christelijk geloof won langzaam aan steeds meer terrein. De grondlegger van de Merovingische dynastie, de befaamde Clovis (466-511), was de eerste Frankische koning die zich liet dopen. Velen zouden zijn voorbeeld volgen, maar dat proces verliep niet overal even soepel. De meeste weerstand werd nog geboden door de Friezen, die zich niet zonder slag of stoot lieten kerstenen, zoals een zekere Bonifatius aan den lijve zou ondervinden. Pas in de twaalfde (!) eeuw konden de Friezen echt actieve christenen worden genoemd. Het christendom was vooral ook belangrijk als verbindende factor. Opnieuw konden de volkeren in West-Europa, die zich terdege bewust waren van hun antieke verleden de brokstukken kwamen ze immers overal tegen- zich laten leiden door Rome. De paus was in zekere zin natuurlijk de opvolger van de (heidense) Romeinse hogepriester, de pontifex maximus, en de Frankische koningen en vele vorsten na hen- beschouwden zichzelf als de erfgenamen van de Romeinse keizers. De droom van Rome, nooit helemaal gestorven, bleef bestaan.
Fascinerend
De tentoonstelling geeft een fascinerend beeld van een samenleving die met één voet nog in de antieke wereld staat maar op het punt staat om te transformeren in een feodale, middeleeuwse maatschappij waarin het christendom de dienst uit zal maken. We krijgen een kijkje in het dagelijks leven, zowel binnenshuis als buitenshuis, en leren zo over een periode die meestal wordt overgeslagen in de geschiedenisboekjes. Die maken meestal de sprong van de Romeinen naar Karel de Grote. Klein puntje van kritiek is dat de makers wel érg hun best doen om ons duidelijk te maken hoe amazing deze vroege middeleeuwen waren. Ik geloof best dat het niet allemaal zo mistroostig was als we heel lang gedacht hebben en dat de Merovingische eeuwen bij tijd en wijle best aangenaam waren om in te leven, maar als je zo over de expositie loopt en de vele begeleidende teksten leest dan ga je haast geloven dat het toen alleen maar feest was. Vechten? Nee joh, dat deden ze toen nauwelijks. De zwaarden van die lui zaten 95% van de tijd gewoon in de schede hoor. Ik word dan een beetje sceptisch en vraag me af hoe ze dat percentage in godsnaam berekend hebben. En met de mededeling dat ze toen al in staat waren om staaroperaties uit te voeren kan ik ook niet zoveel. Gebeurde dat echt en zo ja, in hoeveel procent van de gevallen slaagden die ingrepen dan? Dát cijfer wordt niet vermeld.
Oké, nu ben ik aan het muggenziften misschien, maar het blijft een tijdvak waarin blijkbaar nauwelijks iemand kon schrijven (te oordelen naar het aantal overgeleverde schriftelijke bronnen: nul) en waarin vele andere vaardigheden uit de oudheid verloren zijn gegaan (denk alleen al aan bijv. de bouwkunst), dus hoe tof die Merovingische tijd ook was volgens de tentoonstelling, mijn beeld van de zgn. donkere middeleeuwen is (nog) niet helemaal bijgesteld. Maar ik kijk er wel anders tegenaan nu. U straks ook?
Gouden Middeleeuwen is nog t/m 26 oktober te bezichtigen in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Kijk voor meer informatie op: http://www.rmo.nl/tentoonstellingen/gouden-middeleeuwen.