Als openlijke liefdesverklaring aan Elle Fanning is Ginger & Rosa meer dan geslaagd. Als psychologisch drama en tekening van een tijdsgewricht een stuk minder.
Ginger en Rosa zijn twee hartsvriendinnen. Dat kan bijna niet anders, want hun moeders waren dat ook. En ze werden geboren met een knal van de op Hiroshima exploderende atoombom die het einde van de Tweede Wereldoorlog en het begin van een krankzinnige wapenwedloop markeerde.
Dat zijn de premisses van deze film, die aanvankelijk inderdaad draait om de roodharige Ginger en haar vriendin Rosa. We zien ze bij de uitoefening van hun vriendschap spelend, spijbelend, rokend, uitgaand, roekeloos balancerend op de scheidslijn tussen kind en volwassenheid. De verschillen zijn evident: Rosa is gefixeerd op de liefde en religie, Ginger op de samenleving en politiek.
Maar wanneer de verhoudingen die tussen de vriendinnen, de ouders van Rosa onderling en die tussen hen en hun vrienden en de maatschappelijke achtergronden zijn geschilderd, richt de aandacht zich vooral op Ginger. Zij is de enige die een grote psychologische ontwikkeling doormaakt in de film: ze wordt geconfronteerd met loyaliteitsconflicten wanneer de relatie tussen haar ouders haar onvermijdelijke einde nadert, en haar vriendin Rosa een verhouding begint met haar vader. En dan is ze ook nog eens de enige in haar kring die zich druk lijkt te maken om de dreiging van een Derde en onherroepelijk laatste Wereldoorlog. Het is een beetje jammer dat Fanning als enige diepte kan geven aan haar karakter de rest van de personages blijft tamelijk eendimensionaal. Moeder Natalie (Christina Mad Men Hendricks) is de tot klagende moeder en echtgenote verworden vrouw die na het vertrek van haar man ineens haar eigen identiteit terugvindt. Vader Roland (Allesandro Nivola) is de zelfverklaarde filosoof en salonidealist, die zich aan elke vorm van verantwoordelijkheid onttrekt en zijn principes tot in de uiterste consequentie doorvoert. En Rosa (Jane Campions dochter Alice Englert) is nauwelijks meer dan vleesgeworden verliefdheid, geheel overtuigd van haar vermogen het object van haar liefde te redden van de mentale ondergang.
De film ademt mooi de sfeer van de naoorlogse jaren, met warme tinten, sfeervol camerawerk en dito jazz. Maar de voortgang van de film is tamelijk voorspelbaar en de dialogen zijn vaak nogal houterig en niet erg geloofwaardig. Dat doet er eigenlijk allemaal niet meer zo veel toe, als je de film beschouwt als een vooral visuele ode aan Elle Fanning. Dan lijkt alles erop gericht de schoonheid en breekbaarheid van de jonge actrice te vieren het licht, dat voortdurend haar bleke huid, lichte ogen en rode haar streelt; de decors, die in kleur en compositie slechts ten dienste lijken te staan van Ginger; de camera, die haar op de huid volgt en registreert in zowel haar kwetsbaarheid als puberale opstandigheid.