Twee jaar na de val van dictator Muammar Gaddafi staat Libië er nauwelijks beter voor. In zowel het oosten als het zuiden van het land is de weerzin tegen de centrale overheid alleen maar toegenomen. Die centrale overheid weigert de regio's echter meer autonomie te geven waardoor er een reële kans bestaat dat het land uiteen valt.
De regering in Tripoli stuurt deze week troepen naar het zuiden om daar de orde te bewaren. De regio, Fezzan, eiste eind vorig jaar meer zelfbestuur, maar de machthebbers in de hoofdstad vrezen dat het gebied uiteindelijk uit is op onafhankelijk en weigeren daarom aan die wensen tegemoet te komen.
Gisteren werd ook bekend dat twee Italianen waren ontvoerd in Derna, een stad ten oosten van Benghazi waar islamisten de dienst uitmaken. De opstand tegen de dictatuur van Gaddafi begon in 2011 in het oosten van Libië, een gebied dat van oudsher bekend staat als Cyrenaica. Vorig jaar eisten tribale leiders en gewapende bendes daar ook zelfbestuur op. Rebellen hebben sindsdien de havensteden Ras Lanuf, Sidr en Zuwetina ingenomen vanwaaruit zij zonder inmenging van de centrale overheid olie proberen te exporteren. Dat laat de regering in Tripoli echter niet gebeuren. Eerder deze maand vuurde een marineschip nog op een olietanker toen deze in Sidr wilde aanmeren.
Als gevolg van alle onrust is de Libische olieproductie sinds de val van Gaddafi ingestort. Waar het land 1,4 miljoen vaten per dag kan produceren, leverde het eind vorig jaar maar 250.000 vaten per dag op. Aangezien de export van olie en gas voor de centrale regering de voornaamste bron van inkomsten is, is dat een groot probleem. Temeer, omdat de meeste olievoorraden zich juist in de regio's bevinden die zich tot op zekere hoogte van Tripoli willen afscheiden.
Onder het regime van Gaddafi vloeiden alle oliebaten naar Tripoli en werden die vooral in de noordwestelijke kuststrook waar Gaddafi zelf vandaan kwam geïnvesteerd. Het oosten en zuiden zijn jarenlang verwaarloosd. Het is daarom niet verwonderlijk dat beide regio's hun olie- en gasopbrengsten zelf willen beheren. Dan houdt Tripoli echter niet genoeg geld over en is het maar de vraag of de Libische eenheidsstaat kan voortbestaan.
Dat de centrale overheid er niet in slaagt de regio's onder de duim te krijgen heeft gevolgen voor de veiligheidssituatie in heel Noord-Afrika. Islamistische opstandelingen kunnen vrij de grens oversteken, want controles zijn er niet, wat het voor buurlanden als Algerije, Niger en Tsjaad lastig maakt deze jihadisten op te sporen en uit te schakelen. Hetzelfde geldt voor criminelen die smokkelen in sigaretten, wapens -- en buitenlandse toeristen die worden ontvoerd om geld los te maken, wat vervolgens weer gebruikt wordt om wapens van te kopen. Dat islamisten in 2012 in het noorden van Mali de macht wisten te grijpen was deels te wijten aan de wetteloosheid die in Libië heerste. In Mali zitten inmiddels ook Nederlandse troepen. In Libië is het gezag echter nog niet hersteld en zolang dat niet gebeurt zal het in heel Noord-Afrika onrustig blijven.