1. Home
  2. Joris van Casteren: "De werkelijkheid is zoveel raadselachtiger dan wij denken"

Joris van Casteren: "De werkelijkheid is zoveel raadselachtiger dan wij denken"

Geen categorie07 mei 2013, 10:35
Acht jaar geleden zag hij op televisie een opsporingsbericht over een been dat in de IJssel was gevonden. Van wie was dit been? En hoe was het daar terecht gekomen? Joris van Casteren schreef er een boek over. "Het gaat mij om de poëzie."
Ben jij schrijver of journalist?
“Ik ben een schrijver die de werkelijkheid nodig heeft om zijn verhaal te kunnen maken. Ik begin pas met schrijven als ik alles tot op het bot heb uitgezocht. Eerst heb ik een hele berg materiaal en daar breng ik een lijn in, maar alles daarbinnen is waar gebeurd.”  
Wanneer dacht je: dit is een boek?
“Meteen al toen ik die uitzending van Opsporing verzocht zag. Ik dacht: als het me ooit lukt om te achterhalen van wie dat been is. Op dat moment ging er van alles door me heen. Maar de werkelijkheid overtrof mijn stoutste verwachtingen. Die bleek duizend keer bizarder en interessanter dan ik kon vermoeden.”
Toch dacht je een tijdlang dat je het niet zou lukken.
“Toen ik een half jaar later ging rondbellen, leek het kansloos dat de zaak zou worden opgelost, omdat er geen DNA was afgenomen. Tot ik twee jaar geleden toevallig op een artikel stuitte in een regionale krant, waaruit bleek dat er wel DNA was afgenomen en dat er ook een identificatie was geweest. Toen dacht ik: als ik het verhaal hierachter kan opschrijven heb ik goud in handen. Sindsdien liet die gedachte me niet met rust. Ik wist: dit ga ik niet meer loslaten. En dan word ik ook echt hardnekkig. Dan blijf ik niet alleen meer bellen of e-mails sturen. Maar dan stap ik in de auto en ga ik er op af. Er bestaat dan geen nee.”
Wat opvalt in het boek is dat jij heel goed vertrouwen van mensen kan winnen. Ze lijken geen schroom te hebben om jou te woord te staan.
“Daar sta ik zelf ook altijd van te kijken. Dat is ook zo als ik reportages maak. Binnen een kwartier zit ik bij iemand aan de koffie.”
Hoe win jij dat vertrouwen?
“Heel veel mensen hebben een verhaal dat ze kwijt willen. Vergeet niet dat dit een gebeurtenis was die door de meeste mensen die ik voor dit boek heb gesproken nog niet was verwerkt. Iemand uit hun omgeving verdwijnt, maar is nooit echt doodverklaard. Nog steeds niet officieel. Dat hebben ze nooit een plek kunnen geven. En dan komt er iemand uit een ander land die oprechte belangstelling heeft voor wat er is gebeurd en die ze ook nog kan vertellen dat in Nederland een been van die persoon is gevonden. Ik was vaak zelf ook verbijsterd. Een van de eerste mensen die ik sprak was de chef van die man. Ik vind de naam van het bedrijf waar hij gewerkt heeft, stuur een mail en binnen een kwartier belt die chef me op. Dat geeft wel aan hoe hoog het bij hem zat.”
Was er dan echt geen overredingskracht nodig om mensen te laten praten?
“Natuurlijk wel. Met Tuinman heb ik een hele strijd moeten voeren.”
Jan Willem Tuinman is de rechercheur van het Nederlands Forensisch Instituut die de identiteit van de eigenaar van het been wist te achterhalen. Een Duitser. Hij vertelde je ook de naam van de man, die Stephan Hensel bleek te heten.”
“Ja. En het is ook wel logisch dat ik daarvoor hele gesprekken met hem heb moeten voeren. Die rechercheurs zitten in een wereld waar het niet is toegestaan om uit de school te klappen. Maar tegelijkertijd wil de politie ook naar buiten brengen dat ze deze zaak hadden opgelost. Hij zat daar heel erg over in. Moeten we wel of moeten we niet? Ik heb hem zitten interviewen, zoals wij hier nu ook zitten. En dan zei ik tegen hem: Jan Willem, de taperecorder staat nu aan en alles wat jij nu zegt, dat zeg je. Later ging hij proberen om bepaalde passages eruit te halen en dat doe ik dan niet. Ik wil ook niet dat hij in de problemen komt. Maar dat angstdenken bij de politie is onterecht. Lezers waarderen enorm wat Tuinman heeft gedaan. In de helft van de reacties die ik krijg noemen ze hem en die e-mails stuur ik allemaal weer naar hem door.”
De ouders van Stephan Hensel wilden jou niet te woord staan.
“Die ouders wilden helemaal niets weten. Ook niet toen ze door de Duitse politie werden gebeld. Ook niet van Jan Willem Tuinman. Dat vond ik heel wrang. Die vader was zelf politieman geweest. Moet je voorstellen dat er een deel van je eigen kind wordt gevonden en dat je daar niks van wil weten.”
Ze schaamden zich voor het dubbelleven dat hun zoon leidde, maak ik op uit je boek.
“Toen ik op bezoek ging bij een vriend van Hensel zei de vrouw van die vriend dat Hensels ouders hun emoties niet kunnen uiten. Daar gaat een nog grotere tragedie achter schuil. Een onverwerkt oorlogstrauma. Ik had van de week een interview met een verslaggeefster van de TAZ, een Berlijnse krant en die had het daar ook over. De generatie van Hensels ouders heeft de geallieerde bombardementen meegemaakt, maar in Duitsland mocht daar nooit over gepraat worden, want het was min of meer hun eigen schuld. Het was de gordijnen dicht en naar de toekomst kijken. Het was vooral belangrijk dat niemand slecht over je dacht, vooral de buren niet. Dat heeft bij een hele generatie tot een enorme afgestomptheid geleid. Eigenlijk kon die vader er ook niets aan doen, wat hij zijn zoon heeft aangedaan. Maar die jongen is daardoor wel kapot gemaakt.”
Als je het leven van die jongen beschrijft heeft dat ook wel iets treurigs.
“Natuurlijk is dat treurig. Want als ik op onderzoek uitga, blijkt die man bij een firma voor reddingsvesten te hebben gewerkt. En hij hield van diepzeeduiken. En dan wordt zijn been uit de IJssel gevist omdat hij zou zijn verdronken. Zoiets kun je niet verzinnen.”
In je verantwoording achteraf laat je er geen twijfel over bestaan dat alles in het boek waar is gebeurd. En je vermeldt heel nadrukkelijk dat je de mensen in het boek van te voren toestemming hebt gevraagd of ze genoemd willen worden. Heb je dat gedaan na eerdere ervaringen met Lelystad en Het zusje van de bruid?
“Nee, eigenlijk heb ik hetzelfde gedaan als bij Lelystad. Ik wilde vooral duidelijk maken dat het non-fictie is. En ik wilde in de boekhandel wel bij de literatuur komen te liggen. Dan moet je een bepaald ISBN-nummer hebben. Ik wilde niet terechtkomen bij sociologie of geschiedenis, zoals is gebeurd bij mijn reportageboeken Requiem voor een pitbull en De man die tweeënhalf jaar dood lag. Maar ik wil er wel bijzetten dat het non-fictie is. Literaire non-fictie, dus wel waar gebeurd.”
In Duitsland introduceer je jezelf als ein Niederländischer Schriftsteller.
“Dat was ook om aan te geven dat dit niet zomaar een of ander sensatieverhaal zou worden. Ik wilde duidelijk maken dat dit een langlopend project was en dan wordt er ook serieuzer naar je gekeken.”
En daardoor ben je ook meer te vertrouwen?
“Nou, het blijft altijd ongemakkelijk natuurlijk.”
Jij beschrijft een bepaalde werkelijkheid, maar zoomt daarbij in op dingen die mensen niet altijd verwachten.
“De werkelijkheid is onkenbaar. Dat is waarom ik het leuk vind om een boek als dit te maken. Het raadsel blijft intact en dat vind ik ook wel een geruststelling. Ondanks dat we denken te leven in tijden van totale perfectie met technologieën waarin niets meer onverklaard blijft.”
Wat er werkelijk is gebeurd, komen we nooit te weten?
“Nee, dat blijft altijd speculeren.”
Je boek wordt ook in het Duits vertaald?
“Dat gaat nog gebeuren.”
Wat zullen de reacties dan zijn?
“Ik verwacht geen problemen. Zijn vrienden hebben me al gezegd dat Stephan Hensel dit prachtig gevonden zou hebben.”
Ze hebben het boek gelezen?
“Ik heb ze verteld wat ik heb geschreven.”
Wat als het boek straks in het Duits is vertaald en er komen nieuwe feiten boven tafel, waardoor je de kans krijgt om de zaak echt helemaal op te lossen?
“Ik verwacht dat niet. Het gaat mij om de poëzie, om het raadsel van het leven. Ik zou de zaak misschien wel willen oplossen, maar liever wil ik het hebben over de maatschappij en hoe we denken dat we die hebben ingericht, maar zo’n been schopt alles in de war. Dat is fascinerend. Alles wat er bij betrokken is, al die energie, al die mensen, al dat geld en als je ziet wat dan het resultaat is, dan is dat wel ironisch. Dat is waarom ik die werkelijkheid zo interessant vind. Die is zoveel raadselachtiger dan wij denken. We denken dat we alles in categorieën kunnen opbergen, als we daarvoor maar genoeg instanties hebben die op een bepaald moment in actie komen, maar als je het allemaal goed bekijkt dan klopt het niet, dan is dit nooit af. Dan is het toch mooi dat ik daar een boek van maak? Anders is het allemaal voor niets geweest.”
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten