Een gastbijdrage van Dick Thoenes.
Onder de meeste van onze bestuurders, zoals regeringsleiders, ministers, volksvertegenwoordigers en ambtenaren heerst de communis opinio dat 'het wetenschappelijk is vastgesteld dat de aarde opwarmt en blijft opwarmen, en dat menselijke actie daarvan de voornaamste oorzaak is'. De globale verklaring is dan dat door het stoken van fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) het kooldioxidegehalte van de atmosfeer al maar toeneemt en dat daardoor de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer stijgt en blijft stijgen. Dit zou tot allerlei ernstige gevolgen kunnen leiden.
Wij noemen dit het 'alarmistische' standpunt. We kunnen zeggen dat dit het algemene standpunt is van 'de politici'. Zij baseren deze opvatting voor een belangrijk deel op de uitspraken van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), die zijn gebaseerd op een groot aantal wetenschappelijke publicaties. Deze publicaties zijn voor een belangrijk deel afkomstig van lieden die zichzelf 'climate scientists' noemen en die ook via andere kanalen dergelijke uitspraken doen. Het lijkt daardoor of de wereld van klimaatwetenschappers het alarmistische standpunt onderschrijft.
Dan is er een groot aantal wetenschappers die op andere gebieden deskundig zijn, maar die zich in de klimaatproblematiek niet werkelijk verdiept hebben. Velen van hen kiezen uit collegiale overwegingen voor de opvattingen van de 'klimaatwetenschappers'. Hiertoe behoren veel vooraanstaande wetenschappers, zoals bijvoorbeeld een aantal bekende hoogleraren en sommige presidenten van wetenschappelijke academies.
Ik zet de term 'klimaatwetenschappers' hier tussen aanhalingstekens, omdat hun klimaatdeskundigheid door vele andere wetenschappers in twijfel wordt getrokken. Er zijn namelijk ook grote aantallen wetenschappers die het alarmistische standpunt met wetenschappelijk argumenten afwijzen. Zij worden wel de 'klimaatsceptici' genoemd. Zij worden door de politici meestal scherp veroordeeld. Hierbij worden geen wetenschappelijke argumenten gebruikt, maar vooral politieke, morele en persoonlijke. Er wordt dikwijls gesteld dat deze wetenschappers een 'verkeerde' politieke richting aanhangen en immoreel zijn omdat zij niet het beste met de mensheid voor zouden hebben. Ook wordt hun wetenschappelijke integriteit nogal eens in twijfel getrokken. Vaak wordt daaraan toegevoegd dat ze voor hun standpunten misschien wel betaald worden door 'de olieindustrie'.
Er is nu een diepe kloof ontstaan tussen de 'alarmisten' (lieden die het alarmistische standpunt verkondigen) en de 'sceptici' (lieden die wetenschappelijke bezwaren hebben tegen het alarmistische standpunt). De alarmisten bestaan dus vooral uit volgelingen van het IPCC, lieden die zich 'klimaatwetenschappers' noemen en wetenschappers en anderen die zich graag bij de communis opinio aansluiten.
De 'sceptici' zijn vooral onafhankelijke wetenschappers. Hieronder zijn vele gerenommeerde klimaatwetenschappers (zoals Richard Lindzen, Fred Singer, Roy Spencer, Bob Carter, Henk Tennekes). Daarnaast andere vaak meer fundamentele wetenschappers die zich in deze materie grondig verdiept hebben (zoals Vincent Gray, Henrik Svensmark, Gösta Pettersson, Ross McKitrick, Peter Taylor, John Barrett, Arthur Rörsch, en wijlen Frits Böttcher; zij zijn allen schrijvers van goede boeken over het klimaat. (Misschien is het
boek van Carter wel het meest toegankelijke.)
Ik noem deze sceptici de 'echte' wetenschappers.
Het betoog van de 'sceptici' komt in grote lijnen hierop neer:
1) Het IPCC is geen wetenschappelijk maar een politiek instituut. Het eindrapport wordt vastgesteld door vertegenwoordigers van de deelnemende regeringen, dus politici en ambtenaren. Het IPCC heeft volgens de sceptici onvoldoende wetenschappelijk gezag.
2) Het eindrapport van het IPCC wordt niet voorgelegd aan de wetenschappers wier artikelen in de IPCC-rapportage zijn opgenomen.
3) Het IPCC heeft volgens haar oorspronkelijke opdracht (van 1988) het uitgangspunt gehanteerd dat de opwarming van de aarde door de mens wordt veroorzaakt. Natuurlijke effecten werden bewust buiten beschouwing gelaten. Daardoor is het IPCC niet in staat geweest zich een alomvattend beeld van klimaatverandering te vormen.
4) Klimaatveranderingen, die van alle tijden zijn, worden in de eerste plaats veroorzaakt door natuurlijke effecten. De mens kan in principe een bijdrage leveren aan klimaatverandering, maar deze is gebleken praktisch verwaarloosbaar te zijn.
5) De zogenaamde 'klimaatwetenschappers' doen meestal zelf geen klimaatonderzoek. Zij zijn in de eerste plaats modelleerders, die klimaatmodellen opstellen op basis van de bestaande kennis van het klimaat. Deze modellen zijn bedoeld om klimaatveranderingen te voorspellen. In die modellen wordt een theoretisch verband ingevoerd tussen het kooldioxide-uitstoot en de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer. Dit verband is gebaseerd op drie dingen: de kennis van de kooldioxidebalans in de natuur, de zogenaamde 'broeikastheorie' en een veronderstelde positieve terugkoppeling door waterdamp. De kooldioxidebalans is echter onvoldoende nauwkeurig bekend, omdat de grootte van de natuurlijke kooldioxidestromen (die vele malen groter zijn dan de menselijke uitstoot) niet voldoende nauwkeurig bekend zijn. De 'broeikastheorie' is nooit experimenteel bewezen en is volgens de sceptici volledig weerlegd. De positieve terugkoppeling door waterdamp is niet meer dan een hypothese en is nooit geverifieerd.
Uit een en ander volgt dus, volgens de sceptici, dat de uitspraken van het IPCC wetenschappelijk niet verantwoord zijn. Het opmerkelijke is nu dat de 'alarmisten' als regel niet ingaan op de wetenschappelijke argumenten van de sceptici. Er vindt in feite praktisch geen openlijke discussie plaats tussen beide partijen. De alarmisten erkennen geen ander standpunt dan het hunne. Zij voelen zich immers gesteund (ook financieel) door de overheden en de politici.
Zoals ik het zie, is het klimaatconflict dus allereerst een conflict tussen de politici en de ('echte') wetenschappers.
De politici hebben met behulp van de pers ervoor gezorgd dat het alarmistische idee gemeengoed is geworden. Politici hebben ook de gewoonte om niet terug te komen op eenmaal ingenomen standpunten. Verder zijn politici volgens mij niet in de eerste plaats geïnteresseerd in de waarheid, maar in politieke ideeën. En de pers is evenmin primair geïnteresseerd in de waarheid, maar meer in de retoriek van de politici.
De serieuze wetenschappers die hier op wetenschappelijke gronden bezwaar tegen maken, worden niet gehoord en als slechteriken weggezet. Dit is natuurlijk op den duur een onhoudbare situatie. Niettemin duurt die nu al sinds omstreeks 1996, dus ongeveer 18 jaar.
Ik zie deze toestand als een ernstige ondermijning van de democratie. En als de basis voor een totaal misplaatst overheidsbeleid, dat de belastingbetaler elk jaar miljarden kost. In deze tijden van extra bezuinigingen is het absurd dat deze geldverkwisting gewoon doorgaat.
Aldus Dick Thoenes (em. hoogleraar chemische proceskunde TU Eindhoven).
Voor mijn eerdere DDSbijdragen zie
hier.