Progressieve politici moeten en zullen onrecht vinden. En als ze het niet aantreffen vinden ze het gewoon uit.
Altijd weer dat glazen plafond. Momenteel staat het in de belangstelling dankzij het gedram over een
vrouwenquotum in het bedrijfsleven van EU-commissaris voor Justitie en mensenrechten Vivian Redding. Al jaren is zij bezig met haar kruistocht tegen bedrijven: meer vrouwen in de top of anders Opvallend is de hardnekkigheid waarmee wordt vastgehouden aan het begrip. Waar is die toch op gebaseerd?
Niet op argumenten in elk geval. Om te beginnen ontbreekt het aan empirische bewijs voor zon plafond. Lees er het onvolprezen
boek van journaliste Marike Stellinga maar op na. Daarnaast rammelt het concept aan alle kanten. Niemand kan aanwijzen wat het plafond precies inhoudt en waar we het moeten zoeken. Meestal blijft het bij opmerkingen in de trant van: misschien vindt er geen bewuste discriminatie plaats van vrouwen in het bedrijfsleven, maar dit gebeurt veel subtieler, op een onbewust niveau.
Ziehier hoe glibberig het concept van het glazen plafond is. Via zoiets vaags als onbewuste discriminatie kun je iedereen van alles in de schoenen schuiven.
Het is een geijkte strategie van progressieve zielen. Ze mogen er graag mysterieuze krachten bijslepen om te verklaren waarom de realiteit achterblijft bij de verwachting. Zo was het al in de jaren zestig toen de neo-marxist Herbert Marcuse het had over informeel en latent fascisme aan de Amerikaanse universiteiten. Wat het betekende, geen idee. Maar dat het iets slechts was en bestreden moest worden, stond als een paal boven water.
Van gelijke strekking waren opmerkingen van PvdA-er Frans Timmermans over
mentale hekken rond de kunst. Een paar jaar terug hield hij een wollig betoog dat erop neerkwam dat opera, musea, theatervoorstellingen elitair zouden zijn. Achterstandsjongeren uit onze krachtwijken zouden er dolgraag naartoe willen, maar helaas. Ze worden hiervan weerhouden door een duister afweermechanisme, waarvan Timmermans spijtig genoeg verzuimde te zeggen wat hij er onder verstaat.
Wat is er mis met het deze verklaringsmodellen? In de kern komt het erop neer dat ze fungeren als een joker die je altijd kunt inzetten als de realiteit weerbarstiger blijkt dan je zou willen. De simpele gedachte dat niet iedereen een kunstliefhebber is, wil er bij Timmermans niet in. Er is gewoon nog niet genoeg geld tegenaan gegooid. Schepje erbovenop dus. Dezelfde reflex zien we bij Reding en haar vele bondgenoten. Als het aantal vrouwen in de top tegenvalt, moeten daar wel een boosaardige machinaties aan ten grondslag liggen. Ergo: aanpakken, desnoods via dwangmiddelen als een quotum.
Het is echter onnodig om ons te wenden tot zulke vaagheden als een onzichtbaar plafond om de situatie in de bedrijfstop te begrijpen. In haar boek laat Stellinga zien dat veel vrouwen helemaal niet de ambitie koesteren om door te stoten naar de hogere bestuursfuncties. Het heilige getal voor Reding is veertig. Zoveel procent van topfuncties moet wat haar betreft uit vrouwen bestaan. Dat wordt alleen een beetje lastig als slechts 25 procent van de voltijds werkt, zoals Stellinga laat zien. En een driedaagse werkweek voor een CEO gaat nu eenmaal niet.
Maar ja, aan deze feiten valt voor politici weinig eer te behalen, zeker voor het progressieve smaldeel. Alles liever dan toegeven dan dat gelijke kansen kunnen leiden tot ongelijke uitkomsten. Dat is zo ongeveer de ultieme nederlaag voor de wereldverbeteraar die zijn bestaansrecht ontleent aan het permanent reshuffelen van de samenleving. Een knieval voor de realiteit betekent voor hem werkeloosheid. Logisch dus dat het vrouwenquotum maar niet van de agenda wil verdwijnen.
Meer lezen van Sebastien Valkenberg? Ga naar zijn website Ad fontes.