Is opnieuw een Grote Depressie op komst? De financieel-economische situatie waarin de westerse wereld verkeert is veel ernstiger dan de meesten door hebben. De werkloosheid in de Verenigde Staten schiet van 3,5% vóór corona naar 25% tijdens corona. De werkloosheid van Nederland kan op 10% of meer uitkomen. Hoe dat plaatje er voor Zuid-Europese landen er uit gaat zien, daar wil ik liever niet over nadenken: dramatisch. Dit is een crisis die veel erger is dan de kredietcrisis en het erge is dat de beschikbare monetaire en fiscale middelen bot zijn geworden.
Aan de Europese Unie hebben we helemaal niets, met een wanhopige euro in ons midden. Waar gaat dit heen? Niemand die het weet. Economen zijn het niet vaak eens, maar nu menen ze dat de situatie extreem gevaarlijk is. Hoe voorkomen wij een nieuwe crisis?
Econometrist Heiko de Boer heeft hierover een interessante visie. Ik ken hem vanuit de institutionele wereld waarin ik werkzaam ben geweest. De Boer werkt voor een grote Zwitserse vermogensbeheerder vanuit Amsterdam. Hij heeft een wat afwijkende invalshoek als kenner en aanhanger van de zogenaamde Oostenrijkse School. Voor DDS interviewde ik hem.
“Wat zijn de kernpunten van de Oostenrijkse School?”
Heiko: “De Oostenrijkse School begon in 1871. De eerste is dat burger centraal staat. Ieder mens handelt om zijn/haar situatie te verbeteren, dus om zijn/haar welzijn te verbeteren. We maken iedere dag keuzes door alle mogelijke acties te rangschikken naar onze voorkeuren, zoals een vrije dag nemen, een nieuwe auto, op vakantie gaan, etc. Prijzen komen tot stand op basis van de voorkeuren van de mensen en hoeveel waarde zij ontlenen aan het gebruik van producten. Carl Menger was in 1871 de eerste die zo uitlegde hoe prijzen tot stand komen in een samenleving. Oostenrijkers hebben een afkeer van wiskunde in de economie. De rente geeft de tijdsvoorkeur weer van een samenleving. Een jonge samenleving zal meer geneigd zijn te sparen bijvoorbeeld, wat de rente omlaag zal brengen. Sparen voor later is goed, want hierdoor kunnen wij investeren in onze productiestructuur, in ons kapitaal. De productiestructuur is zeer dynamisch en past zich aan naar de wensen van de samenleving. Tot slot, maatstaven als BNP en een 2% inflatie zijn slechts statistieken. De samenleving is geen economisch model, de mens is geen robot. Als de overheid blijft sturen op deze statistieken zal dit tot steeds meer onevenwichtigheden leiden. De massale geldgroei van centrale banken leidt tot welvaartsverschuiving van arm naar rijk en is slecht voor de koopkracht van de gemiddelde burger.”
“Er wordt onder economen gesproken over een wederkomst van een Grote Depressie met alweer als startpunt de Verenigde Staten. Is er een vergelijking mogelijk ten opzichte van de Grote Depressie van de vorige eeuw? Hoe zie jij dit?”
Heiko: “Er zijn verrassend veel overeenkomsten en belangrijke lessen te leren. De FED is opgericht in 1913. Zo’n 20 jaar later heerste de Grote Depressie. In aanloop hier naar toe zagen we diverse cyclische bewegingen. Tussen 1913 en 1919 bijvoorbeeld nam de geldhoeveelheid in de VS met 73% toe en verdubbelden de prijzen. In Engeland stegen de geldhoeveelheid en de prijzen zelfs nog meer. De trend van stijgende geldhoeveelheid zette zich in de jaren ’20 door. Deze periode kende een enorme technologische vooruitgang, waardoor de productiviteit enorm toenam. De prijzen daalden af en toe, maar over de gehele periode gezien daalden prijzen echter niet. De neerwaartse prijsdruk van technologische vooruitgang werd gecompenseerd door de sterke geldgroei, waardoor er per saldo een beperkte inflatie was. Dit zien wij nu ook“
“De ECB is opgericht in 1998. Wat moeten wij doen om een volgende grote crisis te voorkomen?”
Heiko: “De geschiedenis toont aan dat het beste is om zo weinig mogelijk in te grijpen en de flexibiliteit en aanpassingsvermogen groot te houden. In 1919 zag de FED risico’s van hun inflatoire beleid. De discount-rente werd verhoogd van 4% in 1919 tot 7% in 1920 en 1921. De geldhoeveelheid daalde in 1921 met 7,5%, prijzen en lonen gingen ook fors omlaag. Prijzen daalden met ongeveer 17% in 1921 en 8% in 1922. De lonen daalden gemiddeld met ongeveer 11% in 1921 en 1922. Deze dalende prijzen en lonen resulteerden NIET in een financiële chaos of economische puinhopen. De crisis was van korte duur. Dankzij de flexibiliteit van de prijzen en de lonen, herstelde de economie zeer snel. Vanaf augustus 1921 trad het economische herstel weer in.”
“Deden handelsoorlogen zich ook 100 jaar geleden voor?”
Heiko: “Ja, toen ook. Na de Eerste Wereldoorlog begon ook de internationale handel weer op gang te komen. Amerikaanse bedrijven waren echter niet blij met de toegenomen concurrentie en vroegen de overheid om bescherming. De Amerikaanse overheid besloot tot het invoeren van handelstarieven. In 1922 bedroegen de Amerikaanse importtarieven gemiddeld 38%. In 1930 werden in de Smoot-Hawley Tariff Act de importtarieven nog eens verder verhoogd naar gemiddeld 60%. De internationale handelspartners verhoogden hun handelstarieven gaandeweg echter eveneens. In anticipatie op de nieuwe wetgeving daalden de grondstoffen prijzen eind jaren ‘20, hetgeen met name voor Amerikaanse boeren een drama was. De koersen op Wall Street crashten eind 1929, vlak voor de eerste belangrijke stemming over de Smoot-Hawley Act van 31 oktober dat jaar.“
“Bracht de New Deal van de overheid toen redding?”
Heiko: “Hoover was voorstander van het ophogen van importtarieven, hij stond namelijk na de 1929 crash een programma van overheidsingrijpen voor, ‘zoals nooit tevoren gezien’. In 1930 was het grote publiek vol vertrouwen dat de overheid met een planmatige aanpak de crisis zou oplossen. Hoover stelde prijssubsidies en marktinterventies in om boeren te steunen (Federal Farm Board). Er werd ingegrepen bij katoen (National Wool Marketing Corporation), vee (National Livestock Marketing Association), noten, graan, etc. Hij lanceerde publieke werken, zoals de Hoover dam. Hoover was altijd al voorstander van het hoog houden van lonen en kreeg dit uiteindelijk ook voor elkaar. De werkloosheid nam hierdoor echter juist toe. In een poging lonen en de werkloosheid in toom te houden stopte hij de immigratie. Alleen rijkere immigranten waren nog welkom. Immigratie vanuit Europa daalde met 90%. De ingrepen werkten soms kortstondig, maar gaandeweg alleen maar contraproductief. Daarmee droeg het beleid van de overheid helaas juist bij aan De Grote Depressie die volgde.”
“Was er dan ook een Brexit 100 jaar geleden?”
Heiko: “De crisis heerste ook in Europa. Engeland ging echter vrolijk door met een uitbundig monetair beleid en goedkope kredietverlening. Op 20 september 1931 stapte Engeland plots af van de goudwisselstandaard. Met name Frankrijk werd hierdoor sterk getroffen, omdat daar veel ponden werden aangehouden als reserve valuta. Twee dagen voordat het besluit genomen werd, verzekerde de Engelse centrale bankier Norman de baas van De Nederlandse Bank, dr. Vissering, dat Engeland zou vasthouden aan goud. De Nederlanders konden met een gerust hart hun Engels geld aanhouden. Nederland werd echter om de tuin geleid, door een onverwacht Brexit-achtig besluit.
Door het Engelse besluit de goudwisselstandaard te verlaten, begon men ook te twijfelen aan de houdbaarheid van het systeem in de VS, waar het goud begon weg te vloeien. De goudvoorraad daalde in minder dan een jaar van $4,7 miljard tot $3,6 miljard in 1932. In 1930 verlaagde de FED de discount-rente van 4,5 procent tot 1,5 procent in 1931. Toen de monetaire crisis eind 1931 enigszins onder controle leek, verhoogde de FED de discountrente naar 3,5 procent. De VS waren van mening dat de koppeling met goud anders in gevaar zou komen. De FED is vaak bekritiseerd vanwege dit besluit. Als ze meer monetair hadden verruimd, zo gaat de redenatie, had de Grote Depressie voorkomen kunnen worden. Naar mijn mening was het juist het overheidsingrijpen dat de Grote Depressie heeft veroorzaakt. ”
“Missen we de discipline van de Gouden Standaard?
Heiko: “Absoluut. Als importen de exporten overstijgen hebben politici de neiging te roepen dat dit door oneerlijke concurrentie komt. Als landen onder een goudstandaard zouden leven, zou zo een handelstekort nooit lang kunnen bestaan. Importen moeten namelijk betaald worden, en wel in de vorm van goud. Dit goud verlaat dan het land om goederen in een ander land te kopen. Dit betekent effectief een daling van de geldhoeveelheid. De prijzen in eigen land zullen hierdoor per saldo gaan dalen. Dit gaat de importstijging tegen en bevordert de export, immers, met lagere prijzen ben je meer concurrerend. De import moet dus altijd betaald worden door iets anders te verkopen (goederen of goud). Een goudstandaard werkt disciplinerend. Boven je stand leven is onmogelijk onder een goudstandaard. Echter, wij leven niet onder een goudstandaard. Ook in de jaren ’20 van de vorige eeuw niet. Toen kenden wij een goud-wissel-standaard. In de jaren ’20 kon goud worden omgewisseld tegen $20,67. In 1933 werd de dollar met 40% gedevalueerd. Sinds 1971 kent de wereld überhaupt geen koppeling meer en hebben wij als nieuw anker een 2% inflatiedoelstelling, met een enorme toename van de geldhoeveelheid als gevolg.”
“Leven we op te grote voet?”
Heiko: “Zeker wat betreft centrale banken en overheden. Centrale banken en politici hebben met de geldhoeveelheid een fijn instrument om tekorten aan te vullen. Als je wilt importeren zonder het geld te hebben, dan kan je een lening krijgen. Er wordt dan geld uit het niets gecreëerd. Je hoeft dan als het ware niets te verkopen om meer te kunnen kopen en te importeren, zoals onder een goudstandaard. De VS kennen een handelstekort, een spaartekort en een overheidstekort. Deze zijn alle in stand te houden door monetaire expansie. Boven je stand leven is heel lang mogelijk op deze manier. Maar nooit voor altijd. En altijd met bijwerkingen van een ‘boom-bust’ en het verschuiven van de welvaart naar de meer welvarende medemens.”
“Klinkt dus bekend allemaal?”
Heiko: “Precies, de historie lijkt zich te herhalen. Net als 100 jaar geleden, wordt ook nu de neerwaartse prijsdruk van technologische vooruitgang gecompenseerd door een zeer sterke geldgroei. Per saldo is er een beperkte inflatie. Trump begon een handelsoorlog en heeft een issue met immigratie. Wij hebben Brexit. Wij hebben wereldwijd een steeds groter wordende overheid die steeds meer ingrijpt onder het mom van beschermen van hun economische belangen. Er is sprake van een ongekende monetaire expansie, de hele wereld leeft boven haar stand, zit vol schulden en is monetair verslaafd.”
“Betekent dit het einde van de jarenlange geldcreatie via de ECB, de ‘quantitative easing’?”
Heiko: “Nee. Men sprak vorig jaar over het einde van QE, nu blijkt dat nog niet het geval te zijn. Bij de minste geringste monetaire afkoeling zullen prijzen neerwaarts corrigeren. Een volledig einde van QE zal resulteren in een economische aanpassing, zoals ook in 1921 het geval was. Maar, het vergt discipline om weer gezond te worden. Het is voor de overheid zeer verleidelijk naar de monetaire of fiscale medicijnen te grijpen ten tijde van een noodzakelijke economische aanpassing. Er wordt nu gesproken dat ‘helikoptergeld’ het nieuwe normaal wordt. Van het einde van QE of einde van extreme monetaire expansie is dus geen sprake.”
“Wat is de oplossing?”
Heiko: “De oplossing is om minder te doen. Geen handelsoorlogen. Geen nieuwe New Deal of Green Deal. Streef geen continue ‘BNP-groei‘ na. Geen voortdurende monetaire expansie. Streef geen 2% prijsinflatie na, koel af om te beginnen naar een 1% of 0% inflatiedoelstelling, waar minder geldgroei voor nodig is. Maar bovenal, stop met bang te zijn voor dalende prijzen. Leer over hoe dalende prijzen en lonen juist helpen om verstoringen snel weg te werken. Op deflatie volgt geen chaos en het verdwijnen van ‘een economie’ in een zwart gat. Hoe sneller prijzen zich aanpassen naar de voorkeuren van de mens, hoe sneller een herstel zal inzetten en een echte Grote Depressie-achtige crisis wordt voorkomen.”
“Als dit niet gebeurt, zie jij het dan somber in?”
Heiko: “Ja, zeer somber. Het huidige economisch monetaire beleid is niet houdbaar, is niet duurzaam. Na de Tweede Wereldoorlog kenden wij een reset van de internationale monetaire verhoudingen. Als wij op deze manier doorgaan, is een herstructurering op een gegeven moment onvermijdelijk. Ik hoop dat dit er niet van komt. Het is onprettig!”
Nota bene: ik ben het met Heiko eens. Als we wereldwijd doorgaan met de steeds groter wordende overheid die steeds meer ingrijpt om economische belangen te beschermen, dan komt er een moment dat het fout gaat. Zo als thans het geval is met het consumenten vertrouwen en ondernemersvertrouwen dat instort. Er is sprake van een ongekende monetaire expansie, we zitten vol enorme schulden en we zijn monetair verslaafd. Wanneer dat fout gaat weet niemand maar dat het zal gebeuren, daar ben ik van overtuigd.“
Frits Bosch, auteur van “Risico als obsessie”, “Dat is het risico”, “Wereld op een keerpunt” “Onbehagen bij de elite”, “Schaft ook Nederland zich af?” en “Feminisme op de werkvloer”.