De
New York Times heeft een
leuke reisspecial aardig inzicht in het sentiment onder Libanezen. Libanon, u weet wel, het zieligste land ter wereld in 2006, maakt zich alweer op voor een oorlog tegen de Israël. Het vredelievende Iran heeft Libanon bakken met geld gestuurd in zorgvuldig dichtgeplakte enveloppes. De Libanese haatbaarden hadden er zo veel zin in, dat de vrede hen begint te irriteren: De oorlog is laat.
Dat zijn niet echt de geluiden die u verwacht uit een regio diezelfde regio door de Tweede Libanonoorlog vijftig jaar terug in de tijd werd gesmeten. Verwachting of geen verwachting, Hezbollah, gewoon lid van de regeringscoalitie in Libanon, heeft wel zin in een beetje knokken. De haathoofddeksels zijn natuurlijk op zich geen partij voor Israël, maar vanwege de nauwe banden die Libanon tegenwoordig onderhoudt met Iran en Syrië is een oorlog tegen één wellicht een oorlog tegen allen.
Israël moet dus op zijn tellen passen en ondertussen lijdzaam toezien hoe Hezbollah, dat een onderdeel van het reguliere leger van Libanon is geworden, trots meldt dat ze onderhand over 40 duizend raketten beschikken om hun zuiderburen mee te bestoken. Volgens Alexander Pechtold zou er overigens niets aan de hand zijn, die haatbaarden zijn gewoon bonkige kerels met een te veel aan testosteron. Heeft niets met anti-semitisme te maken.