De missie van het Europese Hof van Justitie: meer 'Europa'.
Asscher: 'zwaar teleurgesteld'
De afgelopen week stond natuurlijk in het teken van de aanstaande benoeming van minister Timmermans tot eurocommissaris voor spek en bonen. Ook werd bekend dat minister Asscher als pacificator mag gaan optreden in de maatschappelijke discussie over Sint en Piet. Dat gaat dus lekker met onze PvdA-bewindslieden. Of dit alles om te lachen is of om te huilen laat ik graag aan de lezer over. In ieder geval niet om te lachen is de voor Nederland zeer nadelige uitspraak van het Europese Hof van Justitie over schijnconstructies inzake buitenlandse werknemers, welke uitspraak bij minister Asscher - en niet alleen daar - bijzonder slecht is gevallen ('zwaar teleurgesteld'). Dat kon de veelgeplaagde bewindsman er zo vlak voor het weekend nog net bijhebben.
Werkgelegenheidproject voor rechters
Voordat we op de zaak zelf ingaan, eerst nog even over dat Europese Hof van Justitie. Dit hof, niet te verwarren met het 'mensenrechtenhof' in Straatsburg, is een EU-instelling die zetelt in Luxemburg. Het heeft als voornaamste taak om als scheidsrechter op te treden bij geschillen over de interpretatie van EU-regels. Zaken genoeg. De EU-regelgeving nodigt nu eenmaal uit tot geschillen. Enigszins gechargeerd zou je kunnen stellen dat de EU is opgezet als werkgelegenheidsproject voor EU-rechters en hun staven, om over advocaten maar te zwijgen. Die EU-regels zijn naar hun aard doorgaans politieke compromissen tussen landen met tegengestelde belangen, waarbij zowel de kool als de geit moeten worden gespaard. Dat leidt vanzelf tot vage en voor meer dan één uitleg vatbare teksten. Maar dit is niet de enige reden dat zaken voor het Hof worden aangespannen. Een andere reden heeft te maken met onduidelijkheden rond de afbakening van bevoegdheden tussen het nationale en het supra-nationale niveau.
Juridisch landjepik
Van dat laatste een voorbeeld ter illustratie. Ooit ontstond in EU-gremia heibel over de strafmaat voor bepaalde mileudelicten. De eurocraten wilden daarover bindende EU-regels. Maar, aldus de tegenstanders van dit initiatief: de afspraak was toch dat het strafrecht een nationale bevoegdheid blijft? Daar hadden de eurocraten geen boodschap aan, want die beriepen zich op de afspraak dat mileubeleid wel een bevoegdheid van de EU is. Hoe het in dit specifieke geval verder is gelopen is mij ontgaan, maar het laat zien met welk type redeneringen de eurocraten steeds meer bevoegdheden naar zich toe proberen te trekken. En dat ook het Europese Hof langs deze lijnen denkt wordt treffend geïllustreerd door de uitspraak die minister Asscher deze week in het verkeerde keelgat schoot.
Hek van de dam
Dan nu de zaak zelf. Die gaat over de tewerkstelling van werknemers van buiten de EU (voor EU mag men ook lezen EER). Het is nog steeds een nationale bevoegheid om hiervoor regels te stellen. Nederland verleent aan werknemers van buiten de EU alleen een werkvergunning als aannemelijk wordt gemaakt dat in Nederland en de rest van de EU geen geschikt aanbod kan worden gevonden, de zogenaamde 'arbeidsmarkttoets'. Aldus kan worden voorkomen dat werkonwillige uitkeringstrekkers zich al te gemakkelijk aan hun verplichtingen kunnen onttrekken. Terzijde: voor hoger gekwalificeerden geldt een soepeler regiem. So far so good. Of toch niet?
Het Reformatorisch Dagblad bericht:
In een zaak over energieleverancier Essent oordeelde het hof donderdag dat die vergunningsplicht in strijd is met de vrijheid van dienstverlening in Europa. [...] De uitspraak van het hof draait om een zaak waarbij Essent aan een Nederlands bedrijf had gevraagd steigers te bouwen. Dit bedrijf liet dit vervolgens uitvoeren door een Duits bedrijf, waar 29 Turken, een Marokkaan en drie arbeiders uit voormalig Joegoslavië werkten. Volgens de Nederlandse arbeidsinspectie mocht dit niet, omdat de vreemdelingen geen Nederlandse tewerkstellingsvergunning hadden.
Weliswaar gaat het in deze zaak om werknemers van buiten de EU, maar het Duitse bedrijf dat als uitzendbureau fungeert, is vrij om zijn diensten in Nederland aan te bieden, ongeacht waar de betrokken werknemers vandaan komen. Het hof maakt dus een afweging ten nadele van de nationale bevoegdheid (werkvergunning) en ten gunste van de supra-nationale regeling (vrij verkeer van diensten). Over de precedentwerking van deze uitspraak hoeven we geen illusies te koesteren. De werkvergunning en de arbeidsmarkttoets kunnen voortaan omzeild worden. Werkonwillige uitkeringstrekkers kunnen opgelucht ademhalen en de deur wordt wagenwijd opengezet voor verdringing van Nederlandse werknemers door onderbetaalde buitenlanders. Dit alles onder het motto: meer 'Europa'.
Mijn eerdere bijdragen aan deze site staan hier.