Een Engelse slogan is geen goedkeurend stickertje, geen teken van kwaliteit.
Zit je 's ochtends in het openbaar transport moed te verzamelen voor de lange reis tussen mensen die hun liefdesleven bespreken op volume 11, schuift er reclame van de Universiteit van Amsterdam voorbij op een stopstation. Een stel hippe studenten - want studenten zijn allereerst confettistrooiende modepopjes - lacht de wereld uitzinnig vreugdevol toe. Daaronder de tekst: no guts, no story. De u is roodgemaakt, want het leek de marketingafdeling een goed idee om te doen alsof de student centraal staat, samen met die dertigduizend anderen. Maar dat stoort me niet het meest; het Engels wel. De woordspeling annex slogan zegt helemaal niets over studeren. Het bekt gewoon wel lekker en het staat contemporain, of liever, 'modern'. Om de doodeenvoudige reden dat het in het Engels is.
Het verraadt onze obsessie met deze taal, maar ook de grenzeloze stupiditeit van de mensen die erin trappen. Een Engelse slogan is geen goedkeurend stickertje, geen teken van kwaliteit. Het lijkt er echter op dat Nederlanders in toenemende mate denken dat het een taal is die status geeft, zoals het Frans vroeger. Vergeet dat: het Engels is toevallig ook een wetenschappelijke taal (zoals het Latijn dat was), maar het is in de publieke ruimte allereerst de lingua franca van de massacultuur. Het geeft geen aanzien, geen onderscheiding, alleen een zekere herkenning bij de consument. Het is een schreeuwerige reclametaal. Althans, in Nederland. Want in beschaafde landen schreef Philip Larkin stilletjes schitterende gedichten in het Engels en liet een zekere premier er ingetogen aristocratisch pathos in glanzen.
Dat het Engels geen exceptionele kwaliteiten bezit om alledaagse meuk aan te prijzen, heeft er alles mee te maken dat het vulgair is geworden. De massa slikt de reclame. Het Engels is een volkstaal geworden, maar dan wel extreem slecht beheerst. Iemand die een paar soundbites kent, vindt zichzelf al een 'native speaker'. Al praten ze die term ook maar na en denken ze dat 'native' iets met Navajo's te maken heeft. Zelfs als het Nederlands de moedertaal is en de moeder een stomdronken en chagrijnig kreng, is de uitdrukkingskracht van de spreker groter dan in het Engels. Het pijnlijkste voorbeeld hiervan is 'chill'. Mensen die dat zeggen, verdienen een taalcursus waarin we beginnen met de praktische verwantschap tussen hun favoriete stopwoord en het onvolprezen Nederlandse werkwoord 'koud maken'.
Zullen we er gewoon mee ophouden, voordat het uit de hand loopt. Excuus: before it walks outta hand. Haha, chill. Classic.