In mei 2010 werd er in de USA een geruchtmakend economisch onderzoek gepubliceerd "Growth in a time of debt", dat sindsdien kortweg bekend staat als Reinhart-Rogoff. Twee economen betoogden daarin, dat een staatsschuld die de 90% GDP te boven gaat, een negatieve invloed krijgt op de economische groei van een land. Nu drie jaar later blijken ze fouten in hun werk te hebben gemaakt, en wordt het onderzoek opgelucht terzijde gegooid. Waarom eigenlijk? Omdat het beter uitkomt nu. Naar het oorspronkelijke onderzoek werd de afgelopen jaren veel verwezen door mensen die vonden dat de staatsschulden in bijvoorbeeld de EU veel te hoog waren opgelopen. Het was een manier om de eenvoudigen van geest, die immer denken dat meer geld uitgeven door de staat de panacée is voor alle economische problemen, van repliek te dienen. Dat leek zich de afgelopen weken tegen de verstandigen te keren, toen bleek dat het oorspronkelijke onderzoek
mankementen vertoonde.
Maar is er iets mis met de principiële gedachtegang? Want op dezelfde ongenuanceerde wijze als afgelopen jaren het cijfer van 90% GDP ging rondzingen, weerklinkt nu de veronderstelde holheid van het oorspronkelijke onderzoek. De holheid van de echoput van het eigen gelijk zorgt natuurlijk altijd voor voldoende geluidsvolume, zodat de nuances niet zelden worden overstemd. Maar aangezien het onderwerp te belangrijk is om nu even af te doen als een academische exercitie, verdient de verdediging van Reinhart en Rogoff een rustig moment van weloverwogenheid. Nu dat antwoord er is (
hier gereproduceerd, inclusief een lange introductie), moet het finale oordeel worden opgeschort tot deze reactie is meegewogen.
Mijn eerste reactie op de hele discussie was er een van herkenning van bepaalde processen. Zoals daar in de eerste plaats was het genot waarmee dat cijfer van 90% oorspronkelijk was omarmd, teneinde de zich 'Keynesiaans' noemende politici om de oren te kunnen slaan. En in de tweede plaats de zelfingenomen reactie van deze "Keynesianen' dat nu het onderzoek mankementen vertoont, ook direct het complete concept 'bezuinigen' overboord kan. Beide reacties zijn infantiel en kortzichtig, en zijn een diskwalificatie van de eigen denkwijze. Grappig genoeg onderstreept de reactie van Reinhart en Rogoff dit, zodat het me niet moeilijk valt dit voor nadere overdenking aan te bevelen.
Wat minstens zo belangrijk is, is dat beide economen benadrukken dat er een grens moet zijn aan het lenen van geld, maar dat niet precies valt aan te geven waar die ligt. Desondanks is een eenvoudig advies, dat men dient te proberen uit de buurt van die grens te blijven. Het is iets dat niet aan een bepaald economische leer gebonden zou moeten blijken. Maar de manier waarop men soms fundamenteel economisch onderzoek aanwendt om ad hoc maatregelen te rechtvaardigen, is onheilspellend. Weldenkende mensen zouden moeten beseffen dat dit zo niet werken kan.
Wie het onderzoek van Reinhart en Rogoff tot zich neemt met de intenties waarmee het gedaan werd, zal beseffen dat het niet essentieel is in hoeverre het een exacte grens aangeeft waarboven de staatsschuld een gifpil voor de economie van een land wordt. De gedachte dat het nooit een gifpil worden kan is zó naïef, dat zo'n ontkenning grenst aan bewuste hubris.
Het belangrijkste gevolg van de discussie over het onderzoek van Reinhart en Rogoff de afgelopen weken, is het idee dat het dienstig is zich dit alles nogmaals door te nemen en te overdenken, alvorens de emoties de vrije loop te laten. Voor politici moeilijk, dat is bekend. Maar voor mensen die politici bijstaan en beïnvloeden een verplicht nummer.