'De Amerikaanse economie is de motor van de wereldeconomie' was tot voor kort een uitspraak in de categorie van de onbetwijfelbare waarheden. Die tijd zou wel eens ten einde kunnen zijn; de Engelsen met een raar accent yanks laten zeer ongunstige cijfers zien, terwijl het in (Noord-) Europa momenteel zo gek nog niet gaat. De ronkende V8 sloeg net aan en begon lekker stationair lopen. Nu pruttelt de motor alweer. Het kan de voorbode van een dubbele dip zijn.
De Amerikaanse huizenmarkt is, hoe zeg je dat eufemistisch, nog verder ingestort. Vanaf de eerste metingen in 1963 is de verkoop van nieuwe huizen niet zo dramatisch laag geweest. De huizenprijzen zijn extreem laag, geld lenen kost bijna niets en toch kopen onze favoriete grootverbruikers niet. Kennelijk zijn ze niet zo zeker van hun inkomen; velen vrezen voor hun baan. En dat pessimisme stokt de binnenlandse consumptie. Als de cijfers over de Amerikaanse economie niet heel snel verbeteren, slaat de motor af.
Mocht de Amerikaanse economie nog de motor van de wereldeconomie zijn, dan moet Europa (en ook China) vrezen voor zijn juist gerealiseerde groei. De Amerikanen zouden ons mee kunnen nemen in hun val. Een dubbele dip is dan een feit. In die zin zal de komende tijd ook uitwijzen of de Amerikaanse economie nog zo toonaangevend is als ze was - en dus grote invloed hebben op de Europese en Chinese economische ontwikkelingen, of dat ze tegenwoordig enkel nog geldt als startmotor.