Tijdens mijn vakantie kreeg ik van een weldoener een link toegestuurd waardoor ik kennis kon nemen van een interview afgenomen door Ad Verbrugge in zijn uitstekende programma De Nieuwe Wereld. Dit keer een gesprek met Beatrice de Graaf.
Beatrice de Graaf is bekend van radio en televisie als terrorisme expert. Zij is faculteitshoogleraar aan de Universiteit van Utrecht. Verbrugge geeft aan dat De Graaf in haar nieuwe boek, Radicale verlossing, aandacht besteedt aan een onderwerp dat ten onrechte weinig aandacht krijgt: de innerlijke drijfveren van de terrorist. Aan het aspect van de innerlijke bezinning. Speelt religie daarbij een rol? En zo ja, hoe?
De Graaf vertelt dat zij al meer dan 15 jaar onderzoek doet naar terrorisme, maar dat zij tot nu toe religie altijd links had laten liggen. Zij wist, als historicus, niet hoe ze met dat onderwerp moest omgaan. Zij was tenslotte geen godsdienstwetenschapper en ook geen psycholoog. Maar na vele jaren studie had zij nu toch een manier gevonden om het onderwerp te benaderen. Op basis van haar nieuwe studie kon De Graaf nu vertellen dat religie wel degelijk een rol speelt bij terrorisme.
Ik was aangenaam verrast door deze wending in het werk van De Graaf. Het is een beetje laat misschien, maar beter laat dan ooit, dacht ik in mijn overmoed. Maar ook in mijn onnozelheid, zou even later blijken. Waarom was ik verrast? Ik ben sinds 2004 (moord op Van Gogh) geïnteresseerd in de drijfveren van terroristen en heb daarover vele boeken en artikelen geschreven.
In 2007 publiceerde ik Moreel Esperanto waarin ik voor het eerst ben ingegaan op de “goddelijke bevelstheorie” van de moraal die, naar mijn idee, hedendaagse islamistische terroristen bezielt (pp. 21-140). Twee jaar later werd dit in het Spaans vertaald als Esperanto Moral.
Drie jaar na Moreel Esperanto, in 2010, heb ik geprobeerd in Het monotheïstisch dilemma (2010) verschillende aspecten van religieus terrorisme te belichten (pp. 133-190), evenals in de hoofdstukken “Biblical terrorism: the story of Phinehas” en “Biblical Violence and Modern Legal Practice” uit The Secular Outlook (pp. 105-112), ook verschenen in 2010.
In In Naam van God: elke dag een aanslag (2018) hebben vervolgens Dirk Verhofstadt en ik laten zien dat in 2017 elke dag ergens op de wereld een aanslag is gepleegd waarbij de pleger zich beriep op zijn godsdienst. Ook hebben wij geprobeerd “theoterrorisme”, in zowel de bijbel als in de koran, met voorbeelden te illustreren en uit te leggen wat de elementen zijn waar theoterrorisme uit bestaat.
In 2019, tenslotte, heb ik met Theoterrorism v. Freedom of Speech geprobeerd aan te tonen dat terroristen het expliciet uitgesproken doel hebben een van de belangrijkste fundamenten van vrije liberale samenlevingen door middel van geweld om zeep te brengen, te weten de vrijheid van expressie. Samen met de Israëlisch/Amerikaanse terrorismedeskundige Amos Guiora publiceerde ik ook Populist and Islamist Challenges to International Law (2019), verschenen bij de American Bar Association, waarin de ideologieën van het populisme en islamisme met elkaar worden vergeleken.
Ik schrijf dus, net als De Graaf, ook al 15 jaar over terrorisme. Maar, in tegenstelling tot De Graaf, voornamelijk over terrorisme in relatie tot religie.
Dat de Graaf, zoals ze zelf zegt, na 15 jaar nu ook tot het inzicht is gekomen dat religie een rol speelt bij de duiding van het terrorisme leek mij aanvankelijk goed nieuws. Als zo’n belangrijke terrorismedeskundige als Beatrice de Graaf nu ook vindt wat ik al 15 jaar probeer te verdedigen dan wordt de bestrijding van dit terrorisme vast een stuk effectiever, dacht ik. Maar ik werd door het interview ook onmiddellijk in verwarring gebracht, omdat De Graaf leek te denken dat zij nu als eerste in Nederland daarvoor aandacht vraagt. “En mijn werk dan?”, dacht ik in alle naïviteit. Was zij daarvan niet op de hoogte?
Maar wat bleek? De Graaf bleek dat werk van mij wel degelijk te kennen. Zij velde daarover alleen, ik kan het niet anders zeggen dan, een vernietigend oordeel. Zij maakte in het gesprek met Verbrugge een onderscheid tussen twee benaderingen in de aandacht voor religie bij terrorisme. Enerzijds was daar de belangstelling “van de straat, van de media, van het parlement, van de populistische partijen, de opiniemakers (3:26)” en – nog een “nog een stap verder”, zoals De Graaf toelichtte – was daar een opvatting die aan mij werd toegedicht. Die opvatting was (ik citeer):
“Als je alle religies verbiedt, Paul Cliteur, dan zal de wereld vanzelf een harmonieus geheel worden” (na 3:39 minuten).
Het ging allemaal en passant. In een bijzinnetje. Het zou je nauwelijks opvallen. Maar de opvatting “van de straat, van de media, van het parlement, van de populistische partijen, de opiniemakers” was dus niet veel waard. Maar die van mij – “nog een stap verder” – was dat al helemaal niet.
Lieve hemel, ik stond nog lager dan de “de straat”, begon tot mij door te dringen. “Nou dat is dus die kant, zei De Graaf”, ter typering van de straat, “maar die is niet echt wetenschappelijk”, lichtte zij voor een gewillig luisterende Verbrugge toe. “Ook gewoon statistisch klopt het niet”, gaf zij als dolkstoot voor de straat nog even mee.
Maar geen nood. Gelukkig is daar ook nog “de kant van de wetenschap”, zei De Graaf. Dat is de kant van haarzelf en “haar collega’s”, verduidelijkte ze (collega’s, waartoe ik dus duidelijk niet behoorde, net zomin als de straat, de media, het parlement, de populistische partijen, en de opiniemakers).
Hoe was Graaf tot deze wetenschappelijke bevindingen gekomen? Antwoord: zij ging met terroristen praten, en toen bleek dat “transcendente motieven” bij hun acties een rol speelden.
Dat was wel even schrikken voor mij natuurlijk. Want hoewel ik al 15 jaar bezig ben met het onderwerp religie en terrorisme, mijn boeken gepubliceerd had gekregen bij uitgeverijen als Wiley-Blackwell, Amsterdam University Press, Routledge en in een handboek als de Oxford Handboek of Secularism (ook over religie en geweld) waren die theorieën van mij helemaal niet “wetenschappelijk”. Zij zijn “van de straat”. Mijn theorieën waren zelfs “nog een stap verder” dan die van populistische partijen. Ik had immers het “niet-wetenschappelijke standpunt” verdedigd dat door religies te verbieden de wereld vanzelf een “harmonieus geheel” zou worden.
De Graaf zei het zelf gelukkig niet, maar ik dacht het natuurlijk wel: zo’n standpunt dat door religies te verbieden de wereld vanzelf een harmonieus geheel zou worden, wat moet je daarvan denken? Die visie van Cliteur (nog verder gaand dan de visie van de straat en van de populisten) begon verdacht veel te lijken op die van religieuze fanatici. Daar kreeg ik ook “rode oortjes” van. Net zoals interviewer Verbrugge aangaf dat het boek van De Graaf hem dat had bezorgd (0:33). Maar bij mij rode oortjes van schaamte. Ik was van de straat. Wat zeg ik? Ik ging verder dan de straat. Lager dan laag. Hoe diep kan een mens zinken?
Wat mij, bijna aan het eind van mijn wetenschappelijke loopbaan en nog maar een half jaar verwijderd van het pensioen, helemaal verontrustte is dat ik mij niet kon herinneren dat ik ooit gezegd of geschreven zou hebben dat religies maar verboden zouden moeten worden. Of dat de wereld een harmonieus geheel zou worden als je religies verbiedt. Begon ik misschien een beetje te dementeren?
Ik ben opnieuw maar mijn eigen boeken gaan lezen. Niets minder dan mijn eigen levenswerk staat op het spel, tenslotte! Had ik iets over het hoofd gezien? Had ik ergens een slip of the pen gemaakt? Stond niet toch ergens pardoes dat ik maar vond dat religies verboden moeten worden? De Graaf, nogmaals dé expert, zegt dat toch niet zomaar, dacht ik?
Ik heb het nog niet kunnen vinden. Wat ik vond, waren allerlei onderscheidingen tussen (1) wat gelovigen geloven, (2) wat in de heilige schriften staat, (3) wat leiders van die religies zeggen dat geloofd moet worden – enfin, heel wat fijnzinnige onderscheidingen die nodig zijn om het onderwerp religie en geweld genuanceerd te behandelen. Maar helemaal niets over het “verbieden” van religie. Laat staan “alle religies”. Of over een harmonieuze wereld die zou ontstaan wanneer alle religies verboden worden. Ja, oké, een boek-lang interview met mij heeft als ondertitel “Op zoek naar harmonie”. Maar toch niet door religies te verbieden? Zou het misschien zo zijn dat, omdat ik een Atheïstisch Woordenboek (2015) heb geschreven, De Graaf denkt dat ik religies wil verbieden? Dat achtte ik nauwelijks denkbaar, want De Graaf mag dan geen religiewetenschapper zijn, maar zij weet heus wel wat het verschil is tussen een atheïst en een Stalinist (hoewel Stalin, inderdaad, óók een atheïst was). Het verbieden van religies – de gedachte alleen al.
Wonderlijk eigenlijk dat Verbrugge niet uitriep: “Wat? Wil Cliteur alle religies verbieden? Dat kan toch niet waar zijn?” Ik begon ook te vrezen voor mijn reputatie bij mijn geliefde interviewer.
Het meest verontrustende was echter dat ik begon te denken: er moet toch wel iets inzitten, in die aantijgingen? Geuit door de grootste terrorismedeskundige van Nederland, niet verder bevraagd door Ad Verbrugge wiens standpunt ik respecteer en wiens programma ik bewonder – ik moet dit tot op de bodem uitzoeken. Beatrice de Graaf doet niet zomaar niet-wetenschappelijk verifieerbare uitspraken over mijn werk, dacht ik. Er is (1) de benadering van de wetenschap (De Graaf) en (2) die van de straat. Dus ik moet mijn eigen werk maar eens grondig herlezen om te kijken of ik – alle schijn van het tegendeel ten spijt – toch niet kan worden ingedeeld bij de straat. Wat alleen wel zou helpen, is wanneer De Graaf mij een beetje zou helpen bij mijn zoektocht. Misschien kan zij aangeven op welke passage in mijn werk zij haar ongetwijfeld juiste oordeel baseert.
Mocht dat uitblijven dan blijf ik een beetje hangen in limbo. En dat is geen fijn perspectief, zo vlak voor mijn pensioen. De profundis clamo, Beatrice.