Vandaag deelt Jan Roos een beklag uit zijn eigen leven, over hoe zijn vriendin twee straatkatten binnenhaalde in huis. Hij ziet er zelf niet alleen verhaal in over twee verwaarloosde huisdieren, maar ook een "metafoor over de gefeminiseerde behandeling van vreemdelingen in ons land," zo vertelt hij de redactie. Daar gaat-ie dan: Mijn vriendin is een lieve meid. Hart op de goede plaats, vriendelijk, sociaal en bovenal een kattenliefhebber. Zo nam ze dan ook Doortje in huis, een poes die een jeugd vol mishandeling kende, waardoor het een bijzonder beestje is geworden. Ik, als niet-kattenliefhebber, noem zoiets een teringpoes overigens. Door haar nare jeugd is het een oervervelend dier, dat doet waar het zelf zin in heeft en er geen probleem in ziet om onder het bed te liggen wachten totdat je langsloopt om dan haar scherpe kattennageltjes onder je teennagel te slaan. Ik moet haar niet, die Doortje.
Maar goed, ik heb ook ergens een hart, dus ik ga mij hechten aan iets dat in mijn huis woont. Ik geef haar dus eten en verschoon de kattenbak. Omdat ze getraumatiseerd (en volslagen gestoord) is heeft ze last van kotsneigingen. Er gaat dan ook geen dag voorbij dat ik niet een hoop braaksel van dat schepsel sta op te ruimen.
Enfin. Toen kwam er opeens een andere kat op ons dakterras posten. En ook daar was mijn vriendin natuurlijk weer helemaal lief en aardig tegen. Dus die werd uitgebreid geaaid en op schoot genomen. Vanachter het raam volgde Doortje dat hele proces en bekeek met argusogen haar concurrent. Op een gegeven moment besloot mijn meisje om die uitheemse kater ook wat eten te geven - hij zou immers honger kunnen hebben. U begrijpt het al, die grijze hufter zat vanaf toen elke dag op ons terras te miauwen. Doortje durfde niet meer naar buiten en ging van alle stress nog meer braken. En ik liep dus met een keukenrol onder mijn arm die troep op te ruimen, terwijl dat mormel tegen de voordeur sprong om tot het huis toegelaten te worden.
De volgende stap werd gezet toen de kater binnen mocht komen omdat Doortje dan aan hem kon wennen. U raadt het al, er ontstond in de woonkamer een enorm gevecht dat onze poes verloor en haar vlucht naar buiten nam om het te overleven. We hebben haar 24 uur niet meer gezien.
De volgende dag kwam ik thuis en vond dat grijze pestbeest slapend op mijn hoofdkussen. Ik heb hem letterlijk het huis uitgetrapt. Er is nu een verbod op het aaien, voeren of ook maar praten over deze kater. Iemand moet hier onze habitat beschermen.