Doe maar normaal lijkt in de architectuur het nieuwe hip te zijn, als we op het Jaarboek Architectuur mogen afgaan.
Het Jaarboek Architectuur, de uitverkiezing van de beste architectuur van het voorgaande jaar, leverde steevast een parade op van uitzinnige, vernieuwende bouwkunst. De laatste jaren lijkt daar een einde aan te komen. Niet alleen de stijl van veel geportretteerde projecten is veel ingetogener dan lange tijd het geval was, ook de omvang is in veel gevallen bescheidener dan lezers van het jaarboek gewend waren. En worden niet meer alle getoonde projecten door de redactie met veel gejuich ontvangen.
Experimenteerdrift
Ruim tien jaar geleden stond de Nederlandse architectuur bekend om zijn woeste experimenteerdrift. Bureaus als Mecanoo en MVRDV trokken wereldwijd de aandacht, met als klapstuk het ontwerp door het laatstgenoemde bureau van het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Hannover in 2000. Superdutch werd deze stijl genoemd: architectuur die baanbrekend was, kleurrijk en onconventioneel. Superdutch was ook binnenlands een toverwoord dat, in een tijd dat ons land een (achteraf grotendeels speculatieve) bouwwoede kende, vele deuren deed opengaan.
Maar toen kwam de crisis. De schreeuwerige architectuur van de Superdutch-architecten, nog zo toepasselijk in het economische Never, Neverland dat Nederland rond de eeuwwisseling was, valt sindsdien, nu faillissementen en ontslagen aan de orde van de dag zijn, lelijk uit de toon. Los daarvan is er natuurlijk ook de economische realiteit: veel projecten zijn uitgesteld of afgeblazen. Nu miljoenen vierkante meters kantoorruimte leegstaan, is hergebruik ineens de nieuwe trend geworden. En met de stagnatie van de bevolkingsgroei en de toenemende vergrijzing wordt krimp, niet groei, een steeds belangrijker thema in de ruimtelijke ordening, zoals al valt te zien in grensstreken als Oost-Groningen en delen van Limburg.
Deze omslag is duidelijk terug te vinden in het Jaarboek Architectuur dat onlangs uitkwam. Een van de belichte projecten is de herontwikkeling van Gebouw Anton in Eindhoven, een van de kloeke gebouwen in de wijk Strijp die door Philips zijn verlaten, door diederendirrix architecten. Het voormalige laboratorium is omgebouwd tot lofts, waarbij het ruwe, industriële karakter van het gebouw niet is weggemoffeld, maar het verwaarloosde casco juist is geaccentueerd. Deze combinatie van industriële vergankelijkheid en de strakke nieuwbouw (o.a. trappenhuizen en corridors) geeft het gebouw een bijzonder karakter, maar ook lucht.
Nieuwe nuchterheid
Een ander voorbeeld van de nieuwe nuchterheid is te vinden in de opname van twee woongebouwen in de Amsterdamse Transvaalbuurt van de hand van Architectenbureau Hoogeveen. In plaats van te kiezen voor een moderne, strakke vormgeving, heeft de architect zich sterk laten inspireren door de omliggende Amsterdamse School, wat onder meer te zien is aan de ronde art-deco balkons en hoeken, de zandgele bakstenen en de decoraties. Geen gebouw dus dat de omgeving dwingt zich aan zijn verschijning aan te passen, maar juist opgaat in die omgeving, en deze zo ook sterker maakt.
En dan is er een derde categorie die opvalt: die van de miniprojecten een enkel woonhuis, een kleine serie rijtjeshuizen, zelfs een losse theekoepel. Ook hier spreken de samenstellers van het jaarboek hun waardering uit voor de betreffende architecten, die hun ego als het ware opzij zetten en zich geheel in dienst stellen van het project: het ontwerpen van een gebouw dat zich volledig voegt naar zijn gebruikers (in plaats van het tegenovergestelde te verwachten, zoals in het verleden nog wel eens gebeurde) en dat rekening houdt met zijn omgeving. Dat dit allerminst saaie gebouwen oplevert, blijkt wel uit het Traphuis in Almelo, een houten huis dat met een erg beperkt budget is gebouwd, maar waarin toch een rijkdom aan ruimte en vormen is gecreëerd, of uit de woonhuisjes in de Wenslauerstraat in Amsterdam, die tonen dat moderniteit en schoonheid (een woord dat in de architectuur lang niet gebruikt mocht worden) heel goed samen kunnen gaan.
Hyperbolische karikatuur
Natuurlijk worden er nog steeds blikvangers gebouwd en hebben de Superdutch-architecten hun streken nog niet verloren. Zo is MVRDV, na vorig jaar met de Boekenberg in Spijkenisse te zijn overgeslagen, dit jaar wel weer van de partij, dit keer met een moderne interpretatie van een boerderij op het marktplein in Schijndel. Deze Glazen boerderij, een multifunctioneel gebouw met onder andere een restaurant en een jogastudio, heeft de vorm van een Brabantse boerderij, een referentie naar het agrarische verleden van het dorp. Deze referentie wordt weer op een ironische (?) manier becommentarieerd door de glazen platen die de hele buitenkant van het gebouw omhullen. Die glasplaten zijn bedrukt met fotos van details van gevels en daken van boerderijen in de omgeving. De samenstellers van het jaarboek kunnen het resultaat maar matig waarderen: de gedachte achter het gebouw is een hyperbolische karikatuur van de agrarische oorspong van het kerkdorp Schijndel en als het ontwerp ironisch bedoeld is, benadert dit een absolute nullijn.
Ook om Rem Koolhaas De Rotterdam konden de samenstellers van het boek niet heen. Het gigantische gebouw op de Rotterdamse Wilhelminapier trok behoorlijk wat internationale aandacht bij de oplevering. Maar ook hier is er niet alleen maar lof. Weliswaar is de massa van het gebouw indrukwekkend, maar binnen is de uitvoering rechttoe-rechtaan. Ook zijn de kozijnen lomp uitgevoerd en de ingangen veel te klein. De meeste ontwerpenergie is uitgegaan naar het silhouet en het gevelbeeld van het gebouw, constateren de samenstellers. Koolhaas ontkent dit overigens niet: in een interview met The Guardian zei hij al dat hij alleen geïnteresseerd was in de buitenkant. De rest is gewoon een goedkoop kantoorgebouw. Waarvan akte.
Ondanks alle lof voor de op het eerste gezicht onopvallende, kleine architectuur, met zijn aandacht voor detail, siert geen omgebouwde kerk of een woningproject de prestigieuze cover, maar De Rotterdam, in alles een manifestatie van de oude imago-is-alles-architectuur die de samenstellers zo zeggen te verfoeien. Het laat zien dat de aantrekkingskracht van het grote gebaar velen nog steeds in zijn ban heeft, zelfs zijn critici.
Architectuur in Nederland Jaarboek 2013-2014, samengesteld door Tom Avermaete, Hans van der Heijden, Edwin Oostmeijer, Linda Vlassenrood. Nai010 uitgevers. http://www.naibooksellers.nl/architectuur-in-nederland-jaarboek-2013-2014-architecture-in-the-netherlands-yearbook-2013-2014.html