Mijn Telegraafcolumn van gisteren ging over de allesbehalve plezierige gevolgen van de Arabische Lente voor Israëls strategische positie in de regio.
De Arabische Lente wordt in het westen positief gewaardeerd als een uitbarsting van Arabische vrijheidsdrang. In Israël is men bepaald minder optimistisch. Wat wij een lente noemen heeft de joodse staat immers tot nu toe vooral noodweer gebracht. Het begon in Egypte, waar de val van de bejaarde dictator Moebarak een belangrijke steunpilaar verwijderde onder de vreedzame verhouding tussen de beide buurlanden. Vanuit Israelisch oogpunt had Moebarak in ieder geval de verdienste dat hij het door zijn vermoorde voorganger Anwar Sadat gesloten vredesakkoord al ruim dertig jaar trouw na was gekomen. Het nieuwe regime heeft formeel gesproken nog geen afstand genomen van Moebaraks aanpak. Wie de taferelen bij de Israelische ambassade in Caïro aanschouwde, kon echter moeilijk anders concluderen dat de Israelisch-Egyptische betrekkingen op hun laagste punt zijn beland sinds het sluiten van de Cam David akkoorden in 1978.
Net zo zorgwekkend als het verlies van oude bondgenoten is de geboekte terreinwinst door extreem anti-Israelische islamitische fundamentalistische bewegingen. Dat de Arabische straat nooit werkelijk overliep van warme gevoelens voor Israel is iets waarmee de joodse machthebbers nog wel konden leven, zolang de Arabische staat maar bereid was de status quo van een gewapende vrede te accepteren. Bewegingen als de Moslimbroederschap dreigen nu in meerdere Arabische landen de agenda van de straat aan de staat op te dringen. Israel is een vijandige entiteit die met alle mogelijke middelen moet worden bestreden. Het uiteindelijk doel is de vestiging van een islamitische staat op Israelisch grondgebied. Het ultieme horrorscenario vanuit Israelisch oogpunt (en gezien de belangen die de wereld heeft bij een zekere mate van stabiliteit in die regio ook vanuit westers oogpunt) is dat Israel uiteindelijk wordt omringd door fundamentalistische regimes die allen de vernietiging van de joodse staat bovenaan hun agenda hebben staan. De angst voor een dergelijke omsingeling verklaart meteen ook waarom Israels politieke top zo terughoudend reageerde op de demonstraties in Egypte en Syrië. Liever constructieve verhoudingen met dictators dan oorlog met democratisch gekozen fundamentalistische regimes.
Aan deze op zich al gevaarlijke mix wordt volgende week nog een derde instabiel element toegevoegd, namelijk een Palestijnse poging tot het eenzijdig uitroepen van een eigen staat. De Palestijnen zitten naar eigen zeggen allerminst te wachten op een grensoorlog met het militair oppermachtige Israel. Maar met deze riskante diplomatieke maneouvre zetten ze wel de deur wagenwijd open voor gewapend optreden door diezelfde dictators die in het verleden nog stabiele verhoudingen met Israel garandeerden. Niets is immers verleidelijker voor een dictator in het nauw dan de woede van de demonstranten te kanaliseren in pro-Palestijnse (lees: anti-Israelische) militaire expedities. Om te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt, kiest Israel nu voor een voorwaartse verdediging in de vorm van een forse versterking van zijn militaire aanwezigheid op de Westelijke Jordaanoever. Hopelijk helpt het om gewapend conflict te voorkomen. Mobilisaties zijn echter zelden een teken dat de spanning zal afnemen, eerder het tegendeel. Al met al is de situatie in het Midden Oosten zorgwekkender dan op enig moment sinds de Yom Kippoer oorlog van 1973. En dat alles dankzij de hier zo bejubelde Arabische Lente.
Afbeelding: Photobucket.com, door Jeepinjosh