Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zijn blij dat de Moslimbroeders het in Egypte niet meer voor het zeggen hebben. Gisteren beloofden ze de interim-regering van 8 miljard dollar steun te voorzien.
De Saoediërs zijn, zoals gebruikelijk, het vrijgevigst: zij bieden Egypte 3 miljard in giften en leningen en olie ter waarde van 2 miljard dollar. De emiraten doen daar nog eens 3 miljard bij.
Egypte kan het geld goed gebruiken. Het land kampt met een handelstekort dat dit jaar op 32 miljard dollar zou kunnen uitkomen. Ook begint de olie op te raken, terwijl de Egyptische staat tussen de 20 en 25 procent van haar begroting aan brandstofsubsidies besteedt. Van buitenlandse investering en toerisme is sinds het aftreden van Hosni Moebarak meer dan twee jaar geleden nauwelijks meer sprake. Het begrotingstekort is sindsdien opgelopen tot 11,5 procent.
De Moslimbroeders konden steun krijgen van het IMF, maar vertraagden de onderhandelingen keer op keer, omdat het Fonds eiste dat ze iets aan de voorgenoemde brandstofsubsidies zouden doen. Dat weigerden de islamisten. Ze vreesden, niet geheel onterecht, dat hun populariteit dan verder zou inzakken.
De steun vanuit de Perzische Golf komt natuurlijk niet alleen uit liefdadigheid. Vooral Saoedi-Arabië ziet de Moslimbroederschap graag vertrekken. In eigen land trekken de islamisten de legitimiteit van de monarchie in twijfel. In de rest van het Midden-Oosten stellen ze zich steeds meer op als alternatief voor Saoedi-Arabië dat zichzelf graag een leiderschapsrol in de soennitische wereld toedicht. Vandaar dat het in Egypte niet de Moslimbroederschap, maar de salafistische al-Nour-partij heeft gesteund. In Syrië, waar vooral soennitische moslims tegen het regime van de seculiere president Bashar Assad vechten, levert Saoedi-Arabië waarschijnlijk wapens aan andere salafisten en niet de Moslimbroeders die ook daar de macht zouden willen grijpen.
Dat in tegenstelling tot het naburige Qatar dat juist wel de Moslimbroederschap in zowel Egypte als Syrië steunt. Waarom is onduidelijk. Qatar ziet de Moslimbroeders weliswaar minder als een bedreiging, want de monarchie is razend populair, maar is ook afhankelijk van goede banden met Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten. Veel analisten vermoeden dat de kleine Perzische Golfstaat bereid is elke beweging te steunen, als de invloed van Qatar op die manier maar toeneemt. Het was, samen met de Verenigde Arabische Emiraten, het enige land buiten de NAVO dat in 2011 deelnam aan de interventie in Libië. Ook is het bereid een diplomatieke missie van de Afghaanse Taliban te huisvesten. En dan is het nog Al Jazeera, het arabische satellietkanaal dat de zogenoemde Arabische Lente twee jaar geleden toejuichte. Tot 2001 was het in handen van de Qatarse overheid.
Wat de strategie van Qatar ook is, Saoedi-Arabië laat zich gewoon leiden door diens eigen belangen. Als de interim-regering er immers niet in slaagt de economische problemen in Egypte aan te pakken, straalt dat ongunstig af op het leger dat Morsi van de troon stootte. Dat zou de populariteit van de Moslimbroeders weer ten goede kunnen komen, iets dat de Saoediërs, koste wat het kost, willen voorkomen.