De EU is evenals de euro een Frans initiatief. En op de meeste sleutelposities zijn het Fransen of hun vriendjes die aan de touwtjes trekken.
De EU is de voortzetting van de Franse buitenlandse politiek met andere middelen (vrij naar Clausewitz). Maar Duitsland dan? Dat is toch de grootste en sterkste economie in de EU?
Wie is de baas?
De as Bonn-Parijs, tegenwoordig Berlijn-Parijs, heeft altijd een centrale rol gespeeld bij de besluitvorming in de Europese Unie en zijn voorlopers. De Duitse bondskanselier en de Franse president zetten de lijnen uit die de andere lidstaten vervolgens geacht worden te volgen. Maar dit is niet hele verhaal. In deze bilateraaltjes moet de Duitse bondskanselier meestal inschikken en trekt de Franse president doorgaans aan het langste eind. Zo ook in de aanpak van de Griekse schuldencrisis, en dat begint de Duitsers knap te irriteren. Dit kan verstrekkende gevolgen hebben, want de sleutel tot een beleidswijziging inzake de schuldencrisis ligt nu eenmaal in Duitsland als grootste financier van het huidige beleid.
Wandelingetje met de president
In het zeer lezenswaardige overzichtsartikel dat het Duitse weekblad
Der Spiegel deze week aan de schuldencrisis wijdt (zie ook
een eerdere post op DDS), lezen we:
Die bisherige Geschichte der Euro-Rettung ist jedenfalls keine Erfolgsgeschichte. Sie ist eine Geschichte der Irrtumer und der gebrochenen Versprechen.
Met andere woorden: een aaneenschakeling van vergissingen en gebroken beloften, zo ziet het weekblad de gang van zaken met betrekking tot de pogingen de euro voor de ondergang te behoeden. En dan volgt een opsomming van die gebroken beloften. Er zou geen bail-out ten laste van de Duitse schatkist komen, maar korte tijd later was het eerste reddingsplan ter grootte van 110 miljard euro, en dus de eerste zondeval zoals Der Spiegel het omschrijft, een feit. En het eindigt met de harde Duitse eis dat private partijen een verplichte bijdrage zouden moeten leveren aan het volgende reddingsplan ter grootte van circa 100 miljard, welke eis na het zoveelste wandelingetje van bondskanselier Merkel met de Franse president Sarkozy werd afgezwakt tot een bijdrage op basis van vrijwilligheid. Pijnlijk gezichtsverlies voor Angela Merkel, dat de Duitse kiezer niet is ontgaan.
Boze kiezers
Het zal niet verbazen dat de geldsmijterij in de Griekse bodemloze put bij onze oosterburen net als hier te lande op toenemende weerstand stuit bij de kiezers.
Wat hierover het afgelopen weekend bekend werd kan vanuit het perspectief van de Bondsregering gerust alarmerend worden genoemd. Verdere hulp aan Griekenland heeft niet langer de instemming van de meerderheid van de kiezers en maar liefst 70 procent heeft zijn vertrouwen in de euro verloren. De mantras waarmee de regeringspropaganda het beleid probeert te verkopen slaan ook steeds minder aan. Politieke kopstukken die het beleid aan hun achterban proberen uit te leggen worden met ongeloof en hoon overladen.
Er is natuurlijk het risico van een nieuwe bankencrisis, mogelijk versterkt door een domino-effect. Het is overigens zeer de vraag - en dat is nog zwak uitgedrukt - of zo'n nieuwe bankencrisis door al die 'reddingsplannen' kan worden voorkomen. Uitstel van executie, veel meer zit er waarschijnlijk niet in. Als de banken dan zonodig gered moeten worden, dan kan je al dat belastinggeld beter rechtstreeks in die banken steken dan in de Griekse bodemloze put. Maar dan wel in ruil voor een stevige greep van de overheid op die banken, iets wat men na de vorige crisis heeft nagelaten.
Europese agenda
Die vrees voor een tweede Lehman Brothers-effect is niet het hele verhaal. Het overeind houden van de euro lijkt vooral een doel op zich. En dat is opmerkelijk, want de nadelen van de eenheidsmunt zijn sinds de schuldencrisis genoegzaam bekend en de economische voordelen van de euro voor de Noordelijke landen zijn beperkt. Je bespaart op de afdekking van valutarisicos en omwisselingskosten, en dat is het wel zon beetje. De empirie lijkt dit te bevestigen. Zo
schrijft de
Frankfurter Allgemeine Zeitung hierover onder andere:
Die Behauptung Deutschland sei Hauptprofiteur des Euro ist unter Ökonomen auch umstritten. Schon ein oberflächlicher Blick in die Wachstumsstatistiken von Eurostat muss skeptisch stimmen. In den zwölf Jahren seit Einführung des Euro hat Deutschland mit das niedrigste durchschnittliche Wachstum gehabt. Es lag trotz des jüngsten kräftigen Aufschwungs mit 1,2 Prozent signifikant unter dem Durchschnitt des Währungsraums (1,5 Prozent) oder der gesamten EU (1,7 Prozent).
Met andere woorden: sinds de invoering van de euro zijn de Duitse groeicijfers achtergebleven in vergelijking met de periode daarvoor en met het gemiddelde van de eurozone. Hier is misschien wel wat op af te dingen. Zo konden de perifere landen in de eurozone hun economie laten boomen dankzij de renteverlaging die de euro daar met zich meebracht. Maar ook Noordelijke landen die buiten de euro bleven deden het, met uitzondering van Denemarken, beter dan Duitsland:
Auch gemessen am Jahrzehnt vor der Euro-Einführung hat sich das Wachstum in Deutschland nicht beschleunigt. Die europäischen Länder wie Schweden, Großbritannien und die Schweiz, die nicht am Euro teilnehmen, hatten höheres Wachstum als Deutschland; nur Dänemark wuchs noch langsamer.
Dat de Europese leiders koste wat kost willen vasthouden aan de euro heeft dan ook weinig te maken met de vermeende economische voordelen van de eenheidsmunt. Veeleer gaat het om de euro als symbool en als cement van de federalisering van de Europese Unie, met steeds meer macht geconcentreerd in Brussel, een stad die - over symboliek gesproken - op een steenworp afstand ligt van Parijs.
Zo hoopt men de concurrentiestrijd met de Aziatische reuzen China en India te kunnen aangaan. Een nogal dubieuze ambitie als je het mij vraagt. Groot is niet altijd beter, zeker als het om economie gaat. Immers: concurrentiekracht wordt vooral bepaald door zaken als goed onderwijs, een activerende sociale zekerheid en functionerende markten. Afgezien van dat laatste punt heeft Brussel hier geen enkele meerwaarde te bieden. Het aanpakken van knelpunten terzake op nationaal niveau is al moeilijk genoeg.
Hoe gaat dit aflopen?
Dat de Duitse kiezer nu afhaakt wat betreft het storten van miljarden euros in de Griekse bodemloze put is een goed teken. Dit is, gezien het financieel-economische gewicht van Duitsland, ook een noodzakelijke voorwaarde om te breken met dit beleid. Een voldoende voorwaarde is het echter niet, want de Duitse politiek is nog steeds behoorlijk eurofiel ingesteld. De kiezer kan Merkel bij de volgende verkiezingen natuurlijk naar huis sturen en zal dat waarschijnlijk ook wel doen, maar hij krijgt er dan een linkse regering voor terug die de Europese koers van Merkel gewoon zal voortzetten. Tenzij ook in de Duitse politiek een omslag in het denken komt. Helemaal uitgesloten is dat niet, want
het rommelt daar intussen wel behoorlijk. En misschien raakt de zaak wel in een stroomversnelling door een Griekse weigering de voorwaarden voor verdere steun te accepteren.
Als het eenmaal zover komt dan zal ook een gezamenlijk wandelingetje van de Franse president met de bondskanselier niet meer baten. Als de Duitsers weigeren nog langer geld te storten in een bodemloze put dan is het gewoon Schluss. En als het een beetje meezit zijn we dan ook meteen verlost van die heilloze federalistische varianten, zoals de politieke unie en de transferunie, die nu nog boven de markt zweven. Dit maakt de weg vrij om te gaan puinruimen: stoppen met al die reddingsplannen, de zwakke broeders uit de euro, herstructurering van de schulden en sanering van de ECB. Dit gaat overigens ook weer bakken met geld kosten, maar het draagt tenminste wel bij aan een oplossing van de crisis.