Op 10 juli 1584 stierf Willem van Oranje.
De Nederlanden werden in de zestiende eeuw geregeerd door de Spaanse koning Filips II. Willem van Oranje was door hem benoemd tot stadhouder over Holland, Zeeland en Utrecht. De prins kwam echter steeds meer in verzet tegen de politiek van de koning. Hij veroordeelde de strenge straffen tegen protestanten, mensen die niet de leer van de rooms-katholieke kerk volgden. Hij vond ook dat Nederlandse edelen, zoals hij, te weinig ingeschakeld werden bij het landsbestuur.
Willem van Oranje
groeide uit tot leider van de opstand tegen koning Filips II. In 1568 en 1572 leidde hij militaire aanvallen tegen het Spaanse leger dat onder leiding van landvoogd Alva stond. Het gebied van de opstand werd steeds groter. Het lukte Alva en zijn opvolgers niet de opstandige steden in te nemen.
In Spaanse ogen was Willem van Oranje een rebel die uit de weg mocht worden geruimd. De koning stelde een beloning in het vooruitzicht. De moordenaar zou worden beloond met een geldbedrag van 25.000 gouden kronen, zou in de adelstand worden verheven, en zou vergiffenis krijgen van alle begane zonden.
De Fransman Balthasar Gerards wint het vertrouwen van de prins. Hij doet zich voor als een protestant en beweert dat hij fel tegen de Spanjaarden is. Voor een reis naar Frankrijk heeft Gerards een paspoort nodig. Die zal hij op 10 juli 1584 gaan afhalen bij de prins. De moordenaar wacht de prins na de maaltijd op en schiet hem met drie schoten dood. Louise de Coligny en enkele gasten vangen hem op en horen zijn laatste woorden (in het Frans): "Mon Dieu, mon dieu, ayez pitié de mon âme et de ce pauvre peuple":Mijn God, mijn God, heb medelijden met mijn ziel en met dit arme volk".