iGaming (online gokken) is enorm profijtig – zowel voor de goksites als voor sommige spelers. Maar wist je dat onze eigen overheid jaarlijks ook flink wat verdient aan deze industrie?
De legalisering van online gokken in Nederland (in 2021) heeft ervoor gezorgd dat er op regelmatige basis heel wat inkomsten naar de Staatskas stroomt – steeds meer elk jaar.
Maar hoeveel precies? Laten we daar eens wat dieper op ingaan.
Eerst even een beetje context. Voor de legalisering van online gokken werd er natuurlijk reeds volop gespeeld en gegokt, maar dan via buitenlandse aanbieders. Daar verdiende de overheid natuurlijk niks aan, want die inkomsten gingen direct naar het buitenland.
Met de Koa-wet (Kansspelen op Afstand) kon de overheid dat gat een beetje dichten. Spelers kunnen nu legaal gokken bij aanbieders met een Nederlandse vergunning – als ze dat willen. Het is vandaag de dag natuurlijk nog steeds mogelijk om bij buitenlandse goksites te spelen.
Wat de beste optie is, hangt af van persoonlijke voorkeuren. Frederik de Koning van Cardplayer toont bijvoorbeeld op deze pagina de twee beste Nederlandse pokersites. Bij beide goksites kan je grote toernooien en cashgames spelen en beide hebben een betrouwbare vergunning - eentje van een buitenlandse verstrekker, eentje van de Kansspelautoriteit. De grote verschillen zitten hem in de limieten, bonussen en andere factoren.
Wat we de laatste jaren echter hebben gezien, is dat steeds meer Nederlandse spelers kiezen voor goksites met een Nederlandse vergunning. Qua betrouwbaarheid is dat de eenvoudigste optie (je bent immers zeker dat onze overheid een oogje in het zeil houdt) – maar daar staat natuurlijk een prijskaartje tegenover.
Dat prijskaartje? Belastingen, vergunningskosten en boetes.
Om te beginnen: kansspelbelasting. Gokbedrijven in Nederland moeten 30,5% van hun bruto spelresultaat (de inzet min de uitgekeerde winsten) afstaan aan de overheid. Dat klinkt als een flink percentage, en dat is het ook. Stel dat een iGaming-platform 10 miljoen euro winst draait na uitbetalingen aan spelers. Dan gaat er dus 3 miljoen euro rechtstreeks naar de staatskas. En dat is nog maar één platform.
Volgens de cijfers van de Kansspelautoriteit en rapportages van de overheid loopt de kansspelbelasting jaarlijks flink op. In 2023 werd geschat dat de iGaming-markt een omzet van ruim 1 miljard euro had. Doe daar even snel die 30,5% kansspelbelasting over en je hebt het al gauw over honderden miljoenen die naar de overheid gaan. Deze belasting gaat binnenkort zelfs nogmaals omhoog naar 34,2% en begin 2026 naar 37,8%!
Goed voor de overheid (op korte termijn), maar de hele gokindustrie komt erdoor in de problemen, wat op lange termijn wellicht het einde kan betekenen van het legale gokaanbod in Nederland.
Maar dat is nog niet alles.
Naast kansspelbelasting moeten aanbieders die een vergunning willen aanvragen, flink wat betalen. Een vergunning kost in Nederland namelijk éénmalig €48.000. Dat is geen gigantisch bedrag voor grote spelers zoals Unibet, Bet365 of Holland Casino Online, maar wel mooi meegenomen voor de overheid.
Tel daar de jaarlijkse kosten voor toezicht en regulering bij op, en het plaatje wordt nog interessanter. Zo betaalt een iGaming-bedrijf jaarlijks een bijdrage aan de Kansspelautoriteit om het toezicht in stand te houden.
En dan hebben we nog boetes. Sinds de regulering is de Kansspelautoriteit er flink bovenop gaan zitten. Bedrijven die de regels overtreden, bijvoorbeeld door zonder vergunning Nederlandse spelers te accepteren, krijgen forse boetes.
Elk jaar wordt er voor miljoenen euro’s aan boetes uitgedeeld. Dat geld komt, je raadt het al, ook bij de overheid terecht.
Kortom, de iGaming-industrie is voor de overheid een mooie inkomstenbron. Met honderden miljoenen aan kansspelbelasting, vergunningen en boetes heeft de overheid een stevige vinger in de pap.
Een lucratieve jackpot, maar dan wel voor de overheid.