Na jarenlang toegestaan te hebben dat externe "demonstranten" - laten we ze gerust beroepsagitators noemen - hun gang gingen op de campus, heeft de Universiteit van Amsterdam (UvA) eindelijk ingezien wat velen van ons al lang wisten: deze individuen zijn geen onschuldige activisten, maar eerder vergelijkbaar met terroristen die de academische vrijheid en veiligheid ondermijnen.
De recente gebeurtenissen, waarbij pro-Palestijnse actievoerders herhaaldelijk gebouwen bezetten en vernielingen aanrichtten, hebben de UvA ertoe
gedwongen eindelijk haar rug recht te houden. De voorzitter van het college van bestuur, Geert ten Dam, kondigde aan dat de universiteit de gesprekken met deze groepen stopt. "Wij gaan de gesprekken wel vervolgen, maar dat doen we met onze eigen mensen en binnen onze normale, gewone overlegstructuur", zei Ten Dam. Een verstandige keuze, want waarom zou je onderhandelen met mensen die je eigendom vernielen en je medewerkers terroriseren?
De situatie escaleerde zodanig dat medewerkers halsoverkop moesten vluchten voor hun veiligheid. Is dit de 'vreedzame' protestactie die deze zogenaamde betogers voor ogen hadden? Het antwoord ligt voor de hand. Dit zijn geen vreedzame protesten; dit zijn goed georganiseerde aanvallen tegen de fundamenten van onze academische instellingen.
Het besluit van de UvA om de deur dicht te slaan voor deze externe betogers is niet alleen een noodzakelijke actie ter bescherming van haar gemeenschap, maar het dient ook als een signaal aan andere universiteiten en instellingen. Daar zijn dit soort demonstraties nu ook begonnen. De enige juiste reactie daarop is: je kunt praten met je eigen studenten. Maar praten met outsiders die de boel alleen maar komen verstoren? Dat is volstrekt bezopen. Punt.