Hoogleraar rechtswetenschappen en FVD-senator Paul Cliteur ziet dat de uit de Verenigde Staten en Groot-Brittannië overgewaaide cancel culture nu komt huishouden op Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs. Een proces dat Nederland moet zien "af te wenden," meent Cliteur. Anders dreigen de Universiteit Leiden, en andere universiteiten, bolwerken van 'deugdterreur' te worden.
In “Diversiteit en de dreiging van academische ‘cancel culture’” (Elsevier, 29 juli 2020) waarschuwt Raisa Blommestijn, samen met Bart Collard opsteller van de open brief ter verdediging van het vrije debat, voor de gevaren van een eventuele introductie en verdere doorwerking van de cancel culture aan Nederlandse universiteiten. Nu zijn de gevaren daarvan al manifest geworden aan met name Amerikaanse en Britse instellingen van academisch onderwijs en onderzoek. Daarbij bedient men zich van het “deplatformen” of “desinviteren”. Dat is: het ontnemen van een platform aan controversiële sprekers of het “ontuitnodigen”. Dat wil zeggen het terugtrekken van een eenmaal uitgebrachte uitnodiging om te komen spreken.
Hierbij gaat het vaak als volgt. Een studentenvereniging nodigt een omstreden spreker uit. Dat kan zijn Boris Johnson, Ayaan Hirsi Ali, Jordan Peterson, Charles Murray, Douglas Murray, Maryam Namazie of een andere wetenschapper, publieke intellectueel of politicus. Door andere groepen studenten wordt dan geprotesteerd omdat alleen al de aanwezigheid van de betreffende spreker op de campus (ook al gaat men zélf niet naar de lezing toe) als ongewenst wordt beschouwd, immers een inbreuk op de “safe space” (veilige leefomgeving voor de studenten die het oneens zijn met de betreffende spreker). In de ontstane controverse besluiten de universitaire bestuurders tot “ontuitnodigen” om confrontaties te voorkomen.
Dit zou men het reeds bekende “publieke of externe aspect” van de academische cancel culture kunnen noemen. Maar Blommestijn vraagt de aandacht voor een nieuw, relatief onbekende, dimensie van dit verschijnsel door te wijzen op wat ik zou willen noemen het “interne aspect”. Zij wijst op de averechtse consequenties die de roep op een “inclusieve leeromgeving” kan hebben. Of de – een andere frase uit het jargon van de social justice warriors – “dekolonisatie van het lesprogramma”.
Hoe ziet dat “interne aspect” eruit? Politiek-correcte ijveraars voor een van racistische, xenofobe of koloniale smetten gezuiverd lesprogramma, komen met eisen voor het universitaire curriculum. Dit gaat vaak onder de mantel van een onschuldig klinkend “diversiteitsbeleid”. Centrale figuren in dat “diversiteitsbeleid” zijn zogenaamde “diversity officers”, speciaal aangestelde medewerkers die in de gaten houden of in het lesprogramma wel voldoende teksten en boeken van auteurs “van kleur” zijn opgenomen. Aan de Vrije Universiteit heeft men zelfs een “Chief Diversity Officer”.
Werkt dit niet ondermijnend voor het beginsel van de academische vrijheid, vraagt Blommestijn. Dit laatste omschrijft zij als “de mogelijkheid tot het doen van wetenschappelijk onderzoek, en daarmee, de onbegrensde vrijheid tot het stellen van kritische vragen over alle denkbare onderwerpen.”
Het lijkt mij dat we de gevaren van dat “diversiteitsbeleid” niet moeten onderschatten. Het interne aspect van de cancel culture zou wel eens gevaarlijker kunnen zijn dan het publieke aspect. De interne cancel culture die raakt aan het universitaire curriculum smoort de academische vrijheid. Het Leidse Presidium Libertatis (bolwerk van vrijheid) wordt dan getransformeerd in een bolwerk van deugd. In de terreur van de deugd, liever gezegd.
Anthony Kronman, de voormalige dean van Yale Law School, houdt ons in The Assault on American Excellence (2019) het volgende schrikbeeld voor:
The notions of respect and inclusion, as these are understood in the academy today, attack the Socratic ideal directly. They not only encourage all sorts of silly coddling, in the form of trigger warnings, safe spaces, and the like, more importantly, they assign a normative weight to private sensations and beliefs in a way that insulates them from public scrutiny and thereby destroy the possibility of Socratic inquiry (p. 102).
Blommestijn staat gelukkig niet alleen. Laten we hopen dat het door haar en Kronman beschreven process voor Nederland nog af te wenden valt. Dat de Socratische Universiteit nog te redden valt. Ook al was Socrates wit. Of was hij niet wit?