Het massale opkoopbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) leidt tot een lagere rente. Op basis van schattingen in een ECB-paper, heeft CDA-politicus Pieter Omtzigt berekend dat de schade voor Nederlandse pensioenfondsen bij benadering 100 miljard euro is. Dit heeft vanzelfsprekend consequenties voor de pensioenpremies, voor de pensioenuitkeringen en voor de pensioenvermogens. Maandag 13 februari was er een debat in de vaste Kamercommissie Financiën over deze nota-Omtzigt. DDS doet verslag en plaatst de zaken in perspectief. ‘Iedereen een waardevast, gegarandeerd pensioen’, zo was ons jarenlang beloofd door de overheid en haar uitvoerende pensioenbeleggers, zoals het ABP. Maar van die mooie beloften blijkt niets terecht gekomen. Al jarenlang worden
pensioenen niet geïndexeerd en sommige pensioenfondsen werden al gedwongen om premieverhogingen door te voeren of pensioenuitkeringen te verlagen. Ook heeft de problematiek geleid tot de zogenaamde ‘intergenerationele solidariteit’ discussie. Dat gaat over de vraag of jongeren of ouderen nu meer of minder het slachtoffer zijn als gevolg van het huidige pensioenstelsel. Uit
de initiatiefnota van Omtzigt blijkt dat het langdurige ultra-lage rentebeleid van de ECB van grote invloed is op onze pensioenen. Hoe dat zit wordt hierna uitgelegd.
Het Verdrag van Maastricht (1992) legde de basis voor de eenheidsmunt euro en de latere ECB als centrale bank voor de eurozone. In dat Verdrag werden afspraken gemaakt over de voorwaarden waaraan de deelnemende landen zich zouden moeten houden en afspraken over het beleidsmandaat van de toekomstige ECB. Die zou uitsluitend voor prijsstabiliteit moeten zorgen en van de euro een sterke, solide munt moeten maken, in navolging van het prudente geldverruimingsbeleid van de Duitse Bundesbank. Nergens in dat verdrag was sprake van een inflatie van ‘dichtbij, maar onder de 2 procent’, zoals dat later door de ECB gehanteerd werd. Het woord ‘Pensioenen’ komt slechts één keer voor in het zeer omvangrijke verdrag. Met andere woorden: in die tijd dacht niemand na of het beleid van de ECB mogelijk effect zou kunnen hebben op de pensioenpot. Zoals bekend heeft ons land een uitgebreid pensioenstelsel, veel omvangrijker dan de overige eurozonelanden.
Intussen ging men voort en werd de euro ingevoerd. Eerst in 1999 giraal en op 1 januari 2002 ook chartaal. In 1999 werden de omwisselkoersen van de nationale valuta’s van de eurozone landen vastgesteld. Er is al
veel geschreven over de te lage omwisselkoers van de Nederlandse gulden, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Waar het hier om gaat is, dat zowel naar de geest als de letter van het Verdrag van Maastricht afspraken zijn gemaakt over spelregels inzake monetair beleid. Zo werd afgesproken dat landen niet elkaars schulden mochten opkopen en zou de ECB strikt monetair onafhankelijk beleid mogen voeren, gericht op handhaving prijsstabiliteit. Tussen haakjes: dat is in principe nul procent inflatie en geen twee, zoals later arbitrair bepaald.
Maar het liep anders, en hoe. Na het uitbreken van de financiële crisis, die in 2008 begon in de VS met de implosie van de Credit Default swap derivatenmarkt, sloeg twee jaar later de vlam in de pan in de eurozone. Naast allerhande Europese noodfondsen – betaald met belastinggeld van eurozone belastingbetalers – begon ook de ECB zich te roeren. Eerst, in mei 2010, met haar SMP (Securities Markets Programme) programma, dat staatsobligaties opkocht; in december 2011 en januari 2012 gevolgd door 2 LTRO’s (Long Term Refinancing Operations); in augustus 2012 gevolgd door een omvangrijk OMT (Outright Monetary Transactions) programma; en vanaf maart 2015 met een ongekend opkoopprogramma van staats- en bedrijfsobligaties, bekend onder de naam QE (Quantitative Easing). Momenteel koopt de ECB voor 80 miljard (!) euro per maand aan obligaties op in de markt.
In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VvWEU) zijn artikelen opgenomen die voorschrijven wat mag en niet mag. Artikel 123 bijvoorbeeld verbiedt nadrukkelijk monetaire financiering door de ECB (en nationale banken) van lidstaten. Dit betekent dat de ECB geen nieuwe schuldtitels mag opkopen van eurozone landen of geld lenen aan die landen om hun begrotingstekorten te dichten. En artikel 127 bepaalt dat de prijsvorming tot stand moet komen op basis van de vrije markt prijsvorming.
Velen twijfelden echter of de ECB zich wel aan de afgesproken regels hield. De Duitse christendemocraat Peter Gauweiler legde de kwestie voor aan het EHvJ (Europese Hof van Justitie) in Luxemburg. Zijn vraag: overtreedt de ECB met haar OMT program niet haar mandaat? Op 7 augustus 2015
oordeelde het Hof dat dit niet het geval was, zij nam in haar overwegingen mee dat het Werkingsverdrag het monetair beleid niet nauwkeurig definieert, maar wel de doelstellingen en de middelen vastlegt. Volgens het Hof kan het OMT-programma in verband worden gebracht met het hoofddoel van de ECB, namelijk het handhaven van prijsstabiliteit. En daarmee was de kous (voorlopig) af.
Maar het is natuurlijk de vraag of het grootschalig opkopen van staats- en bedrijfsobligaties wel iets te maken heeft met het handhaven van prijsstabiliteit en prijsvorming op de vrije markt. Als partijen weten dat er altijd een marktpartij is (de ECB) die de schuldtitels wel zal kopen, dan heeft dat natuurlijk niets meer te maken met vrije prijsvorming. Het gaat ook om duizelingwekkende bedragen. Tegen het einde van dit jaar zullen de aankopen door de ECB zijn opgelopen tot 2500 miljard euro! Ook het verweer dat de ECB geen titels op de primaire markt mag kopen snijdt geen hout. Zoals
hier uitgelegd is dat een formeel handigheidje om het verbod te omzeilen. Vandaar dat het Kamerlid Omtzigt kritiek heeft op het feit dat niemand kan controleren of de ECB zich wel aan zijn mandaat houdt. Hij wil daarom juridisch laten toetsen of zulks het geval is.
Want, zo zegt hij, het QE programma gaat nog véél verder dan het OMT programma, omdat het ongeconditioneerd is (de ECB laat open om er na dit kalenderjaar mee door te gaan, indien nodig). Bovendien voldoen bepaalde lidstaten, zoals Italië, niet aan de bijbehorende verplichting om hun
economie te hervormen. Ook zorgt het opkoop programma voor oneerlijke concurrentie in het bedrijfsleven. Grote ondernemingen kunnen hun dure leningen wel herfinancieren met goedkope ECB-leningen, andere kunnen dat niet, zoals het midden- en kleinbedrijf. Dit zorgt voor een zeer ongelijk speelveld en verstoort de markt. Het is dus in strijd met artikel 127 van het VvWE. Hiernaast breidt de ECB haar opkoopprogramma steeds verder uit. Waar ze aanvankelijk maximaal 25 procent van de uitgifte van staats en bedrijfsobligaties opkocht, is dat thans al verhoogd naar 33 procent. In plaats van 10 procent van het bbp van een land is dat nu al verdubbeld. Ook loopt het programma veel langer door dan aanvankelijk de bedoeling was. Kortom, alle reden om eens juridisch te checken of de ECB zich wel aan haar mandaat houdt. Omtzigt wil dat de risico’s van dit beleid voor de Nederlandse Staat, DNB en dus de Nederlandse belastingbetaler in beeld worden gebracht. Dat zouden de andere eurozonelanden ook moeten doen. Maar uit het debat bleek dat beide regeringspartijen – VVD en PvdA – alsook D66 een dergelijk onderzoek niet willen.
Een ander aspect van dit ECB-beleid betreft de gevolgen voor de Nederlandse pensioenen. Zoals gezegd is ons land Europees koploper op dat gebied. Wij hebben onze pensioenzaakjes goed voor elkaar vergeleken met de overige eurolanden. Omtzigt vreest dat door het langdurig lage rentebeleid van de ECB onze pensioenfondsen enorme schade lijden. Hij schat de schade voor de sector in op de lieve somma van 100 miljard euro. Weliswaar stijgen de bezittingen van de pensioenfondsen door de koersstijgingen van de obligaties waarin zij beleggen door de lage rente (als de rente daalt dan stijgt de koers van een obligatie; zie
hier voor uitleg), maar niemand weet of en zo ja de koersen weer gaan dalen dan wel dat er moet worden afgeschreven op bijvoorbeeld Griekse of Italiaanse obligaties.
Minister van Financiën Dijsselbloem, namens de regering als adviseur aanwezig bij dit debat, erkende dat de pensioenfondsen schade ondervinden door het langdurig lage rentebeleid van de ECB, maar weigerde de schuld bij de ECB alleen te leggen (doet Omtzigt ook niet, red.). Dijsselbloem wees er op dat er al 20 tot 30 jaar sprake is van een dalende rente. Dat zou te maken hebben met demografische factoren (vergrijzing) en met een afname van investeringen door landen en bedrijven ten gevolge van diezelfde vergrijzing en technologische ontwikkelingen. Bovendien wees onze minister van Financiën er op, dat het voor de Nederlandse Staat wel prettig was dat hij zo goedkoop kon lenen op de markt waardoor zijn rentekosten lager werden. Datzelfde gold volgens hem ook voor burgers en bedrijven: ook zij profiteren van de lage rente. Huizen kopers moeten minder hypotheekrente betalen. Het mkb geniet van lagere kredietrente. Niettemin erkende Dijsselbloem dat het ECB-beleid schadelijk is voor onze pensioensector. Maar hij ontraadde de moties van Omtzigt’s collega Erik Ronnes om een juridisch onderzoek te starten naar de legitimiteit van het ECB-beleid.
Binnenkort komen – onafhankelijk van elkaar – zowel DNB als het CPB met onderzoeken naar buiten over de gevolgen van het rentebeleid van de ECB op de pensioenen. Dijsselbloem zal namens de regering wel met een beleidsreactie op deze rapporten komen, maar vindt namens de regering echter niet dat de ECB haar mandaat overtreedt en stelt dat met betrekking tot het ECB-beleid terughoudendheid is geboden. Hij waarschuwde wel alvast voor een verdere ‘liberalisering’ van de pensioenmarkt. Als elk individu zelf verantwoordelijk wordt voor zijn pensioenopbouw, iets wat met name de VVD graag wil, dan moet je volgens de minister ook ‘het staartje’ van het verhaal vertellen, namelijk, dat tegen pensioendatum de individuele deelnemer ook zelf verantwoordelijk is voor de risico’s. Daarom wil de minister liever dat de pensioenen collectief beheerd blijven. Echter, vanuit diverse deskundigen uit de pensioenwereld wordt daar heel anders tegenaan gekeken, zoals onlangs nog bleek
uit deze bijdrage van prof. Kees de Lange. Volgens hem is het huidige stelsel niet langer houdbaar en dient dat dringend hervormd (lees: geïndividualiseerd) te worden.
Volgende week dinsdag wordt er in de Kamer gestemd over de drie moties van Ronnes. Dan zullen we weten of er een Kamermeerderheid is voor de plannen. Die meerderheid lijkt er vooralsnog niet te komen, omdat, zoals gezegd, de regeringspartijen VVD en PvdA tegen zijn. Alsmede die andere ‘liberale’ partij: D66. Daarmee sterft de initiatiefnota van Omtzigt waarschijnlijk een stille dood, met alle gevolgen van dien voor onze pensioen- en financiële sector. De geschiedenis zal later met verbazing oordelen over deze ‘stille dood’, omdat pas over vele jaren in volle omvang duidelijk zal worden wat de gevolgen zullen zijn van het gevoerde ECB-beleid.