Charlie Hebdo, Johan de Witt en de vrijheid van meningsuiting

Geen categorie07 feb 2015, 11:00
Van het publieke debat in Nederland heb ik niet bepaald een hoge dunk. Het heeft vaak iets navelstaarderigs en provinciaals.
Dat is al eeuwen zo. Terwijl de philosophes in Frankrijk en Engeland in de achttiende eeuw debatteerden over de universele waarden van de Verlichting voerden Nederlandse pamflettisten de zogeheten Wittenoorlog, een polemiek over de vraag of de in 1672 vermoorde broers Johan en Cornelis de Witt landverraders of helden waren, een vraag die dankzij de Michiel de Ruyter-film trouwens weer helemaal actueel is.
Volgens historicus Pieter Geyl, die in 1953 over de Wittenoorlog schreef, was de pamflettenstrijd een afgeleide van een wezenlijk meningsverschil, namelijk hoe de Nederlandse staatsinrichting eruit zou moeten zien. Toch leidde het debat niet tot nieuwe standpunten of verrassende vergezichten. De polemiek stierf een zachte dood zonder dat er iets veranderde.
Het debat dat we nu voeren in Nederland over de vrijheid van meningsuiting naar aanleiding van de terroristische aanslag op Charlie Hebdo in Parijs is een herhaling van de discussie van ruim tien jaar eerder naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh. We zijn in tien jaar tijd geen stap vooruit gekomen. Columnisten en politici bemannen weer dezelfde schuttersputjes en de polemiek verzandt in een uitzichtloze loopgravenoorlog die alleen maar verliezers kent.
In het debat over de vrijheid van meningsuiting staan, als we even generaliseren, twee kampen tegenover elkaar. Het eerste kamp wordt bevolkt door diegenen die de vrijheid van meningsuiting door dik en dun verdedigen en hieronder ook het recht op beledigen verstaan. Het tweede kamp bestaat uit degenen die vinden dat de vrijheid van meningsuiting begrensd moet worden omdat mensen niet in hun diepste gevoelens gekwetst mogen worden. Beide kampen hebben iets onverzoenlijks.
Het eerste kamp heeft de neiging om de vrijheid van meningsuiting als dogma te hanteren, als een grondrecht dat boven alle andere grondrechten staat. De verdedigers van de vrijheid van meningsuiting hebben slechts de tweede helft onthouden van de beroemde (maar apocriefe) zin van Voltaire: "Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen".
Het is verschrikkelijk dat iemand wordt bedreigd of zelfs vermoord vanwege zijn mening, maar dat betekent niet dat je het daarom met die mening eens hoeft te zijn. De meningen van Geert Wilders over de islam en Marokkanen vind ik bijvoorbeeld walgelijk. Ik zal zijn recht om deze meningen te verkondigen verdedigen, maar dat neemt niet weg dat ik het hiermee zeer oneens ben. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de opinies van journalist Joost Niemöller. Hij moet het kunnen zeggen want we zijn een vrij en democratisch land, maar wat wordt gezegd is einfach Zum Kotzen. Lees verder op pagina twee.
De tweede groep, die van mening is dat de vrijheid van meningsuiting begrensd moet worden omdat mensen niet mogen worden gekwetst, is verschrikkelijk hypocriet. Degenen die moeten worden beschermd zijn namelijk ‘lievelingsminderheden’: moslims, zwarten, lesbiennes en transgenders. Christenen, ‘witten’, heteroseksuele mannen, bankiers en iedereen die niet in Amsterdam woont mag je naar hartelust beledigen. Zij zijn namelijk minderheden die er niet toe doen, minderheden die niet ‘hip’ zijn.
De antikwetslobby is verschillig, het gaat ze om het hebben van de correcte opinion chic. Zo zul je UvA-antropoloog Martijn de Koning nooit horen protesteren tegen antisemitisme of christenvervolging, maar volgens hem zijn Theo van Gogh en Charlie Hebdo heel fout omdat ze islamofoob zouden zijn (terwijl Van Gogh en Charlie Hebdo iedereen beledigden, niet alleen moslims). Anti-Zwarte Piet-activist Quinsy Gario is het helemaal met de zienswijze van Martijn de Koning eens. Volgens de dichter/kunstenaar (dit is geen grap, zo noemt hij zichzelf op Joop) is satire die de zwakkeren in de samenleving op de korrel neemt (lees: grappen over Zwarte Piet, de islam en feministen) geen satire, maar gewoon pesten. Humor is racisme. En daar moet aangifte tegen worden gedaan.
Racistische uitspraken en oproepen tot geweld op sociale media door PVV-aanhangers worden breed uitgemeten en veroordeeld, helemaal terecht trouwens, maar als extreemlinkse mensen zogenaamd een grapje maken over het plegen van een terroristische aanslag of antisemitische uitlatingen doen dan moet je dit uiteraard in de juiste ‘context’ zien. Zij zijn namelijk links en deugen dus, of iets op die fiets. Insane troll logic. Einfach Zum Kotzen.
In progressieve kringen is ook meerdere malen een oproep tot zelfcensuur gedaan. Uit ‘respect’ voor andere culturen jezelf censureren is volgens VU-antropologe Annette Jansen een ‘vorm van beschaving’. Totale nonsense. De Indiaas-Britse intellectueel Kenan Malik schreef op 8 januari, een dag na de aanslag op Charlie Hebdo, een vlammend opinieartikel waarin hij de oproep tot zelfcensuur fileerde. Zelfcensuur is betuttelracisme en werkt volgens Malik contraproductief, omdat je op deze manier de conservatieve machtsstructuren en taboes in stand houdt:
"The irony is that those who most suffer from a culture of censorship are minority communities themselves. Any kind of social change or social progress necessarily means offending some deeply held sensibilities. ‘You can’t say that!’ is all too often the response of those in power to having their power challenged. To accept that certain things cannot be said is to accept that certain forms of power cannot be challenged. The right to ‘subject each others’ fundamental beliefs to criticism’ is the bedrock of an open, diverse society. Once we give up such a right in the name of ‘tolerance’ or ‘respect’, we constrain our ability to confront those in power, and therefore to challenge injustice.
Yet, hardly had news begun filtering out about the Charlie Hebdo shootings, than there were those suggesting that the magazine was a ‘racist institution’ and that the cartoonists, if not deserving what they got, had nevertheless brought it on themselves through their incessant attacks on Islam. What is really racist is the idea that only nice white liberals want to challenge religion or demolish its pretensions or can handle satire and ridicule. Those who claim that it is ‘racist’ or ‘Islamophobic’ to mock the Prophet Mohammad, appear to imagine, with the racists, that all Muslims are reactionaries. It is here that leftwing ‘anti-racism’ joins hands with rightwing anti-Muslim bigotry."
GroenLinks-lid Miko Flohr schreef in een column op The Post Online dat hij graag een keer goede rechtse opinie wilde lezen, zonder stropoppen, met inhoudelijke argumenten die hem aan het twijfelen zouden brengen. Zijn suggestie was natuurlijk dat alleen links de goede argumenten heeft. Beste Miko en andere GroenLinks-, PvdA- en D66-intellectuelen, lees Kenan Malik, daar wordt u veel wijzer van dan van het (proberen te) lezen van Karl Marx. Lees verder op pagina drie.
Maar hoe komen we uit die loopgraven? We zouden een stap verder kunnen komen als de vrijheid van meningsuiting als recht onvoorwaardelijk wordt verdedigd, maar dat tegelijkertijd meer beseft wordt dat je het gewoon lekker oneens met elkaar kan en mag zijn. Het staat namelijk iedereen ook vrij kritiek te hebben op iemands mening, wat heel wat anders is dan de ander die mening niet te gunnen.
Jalta-journalist Annabel Nanninga, die bedreigd wordt omdat ze naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo schreef dat het nu oorlog is, moet haar mening gewoon kunnen blijven geven, ook al vind ik haar analyse van de islam behoorlijk kort door de bocht. Ook Martijn de Koning staat het vrij om zijn politiekcorrecte praatjes te verkondigen, zelfs als hij een pleidooi zou voeren voor de invoering van de doodstraf voor iedereen die de islam beledigt mag hij dit doen. Alleen een directe oproep tot haat of geweld is bij de wet verboden. En dat moet ook zo blijven.
Net als de Wittenoorlog is het debat over de vrijheid van meningsuiting een discussie waarachter een andere discussie schuilgaat. Het is een afgeleide van de vraag hoe ons democratische Nederland er eigenlijk uit zou moeten zien. Moet de vrijheid centraal staan? De gelijkheid? Of de broederschap? En wat versta je onder die drie begrippen? Is vrijheid gewoon lekker zeggen wat je denkt en denken wat je voelt? Of komt er ook verantwoordelijkheid bij kijken?
Is gelijkheid alleen de gelijkheid tussen de verschillende religies en levensbeschouwingen, die allemaal recht op hun plekje in de multiculturele samenleving mogen hebben, of moeten we ook kijken of individuen in deze groepen wel genoeg tot hun recht komen? En houdt broederschap in dat we voor de lieve vrede alles maar moeten tolereren, of betekent het juist dat we elkaar flink de waarheid mogen vertellen?
Om de discussie nog een stap verder te brengen zou er dus meer naar die achterliggende vragen moeten worden gekeken. In de Michiel de Ruyter-film houdt Johan de Witt, gespeeld door Barry Atsma, een speech waarin hij uitlegt waar Nederland voor staat en voor zou moeten staan. Het is een lofzang op de Nederlandse vrijheid.
Aan tafel bij Humberto Tan noemde Atsma dit normen en waarden waar de PVV-aanhangers eens naar zouden moeten luisteren: "Als je wil dat je eigen vrijheid gerespecteerd wordt, moet je ook andermans vrijheid respecteren." Ik ben eigenlijk niet zo geïnteresseerd in de vraag of Atsma gelijk heeft en of zijn sneer aan het adres van de PVV wel zo verstandig was. Het gaat mij om de achterliggende vraag: In wat voor Nederland willen wij leven?
Onderstaande column werd gehouden tijdens het politiek café over godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, georganiseerd op 3 februari 2015 door CDJA IJsseldelta. Ewout Klei is politiek historicus. Hij is geen Charlie, is ook geen lid van een geheim hackerscollectief en zwaait alleen met zijn pen (nu pun intended).
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten