Is de Nederlandse democratie in gevaar?
Vorige week schreef ik over het gevaar van antidemocratische partijen, vandaag wil ik het hebben over de noodgreep van het kabinet om via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) de vrije artsenkeuze aan banden te leggen. Het normale democratische proces, wetten worden aangenomen als ze door de Tweede en Eerste Kamer zijn gegaan, is op deze manier immers slinks omzeild.
Op Jalta noemde Bart Schut de noodmaatregel van het kabinet de Rutte-putsch. Dit was een verwijzing naar anti-democratische Kapp-Putsch van 1920 en de Bierkeller-putsch van Hitler van 1923, die allebei gericht waren tegen de Duitse Weimarrepubliek (1919-1933). De term putsch is echter verwarrend omdat dit een militaire staatsgreep (of poging tot) suggereert.
De Nederlandse regering is niet plotseling omver geworpen. Ons land is niet plotseling veranderd in een dictatuur. Toch is de vergelijking van onze democratie met de zwakke Weimarrepubliek heel interessant, omdat er een aantal verontrustende parallellen te trekken zijn.
Ten eerste is daar de zwakke basis van regeringscoalities. De Weimarrepubliek werd in 1919 opgericht in Weimar door de sociaal-democraten, de linkse liberalen en het katholieke Zentrum. Na verkiezingen van 1920 verloren deze partijen echter hun meerderheid in de Rijksdag definitief en moesten ze altijd samenwerking zoeken met nationalistische liberalen en met conservatieven, die veel minder enthousiast over de Weimarrepubliek waren.
In de jaren twintig traden veel minderheidskabinetten aan, die echter gedoogsteun kregen van de sociaal-democraten in de Rijksdag. Vanaf 1930 werd het smeden van coalities ook steeds moeilijker, omdat de gematigde partijen van het midden als gevolg van de economische crisis een groot deel van hun aanhang hadden verloren. Het Duitse Rijk dreigde onbestuurbaar te worden.
Ook Nederlandse regeringscoalities hebben tegenwoordig een zwakke basis. Het laatste kabinet dat niet viel was Kok I (1994-1998). Vanaf Balkenende I (2002-2003) heeft bovendien geen enkel Nederlands kabinet de rit helemaal uitgezeten. Dat komt omdat de gematigde partijen van het midden (VVD, PvdA en CDA) hun traditionele aanhang hebben verloren (over de teloorgang van de christendemocratie verscheen onlangs de bundel Van God los) en moeite hebben om te overleven. Ze kunnen soms weer electoraal opkrabbelen, maar dat is in deze onzekere tijden allerminst vanzelfsprekend. Instabiliteit is troef.
Een tweede overeenkomst tussen onze democratie en Weimar is dat de extremisten op de vleugels, in het Duitse Rijk waren dat de communisten op links en de nazi’s op rechts, de wind in de zeilen kregen. Met deze partijen kon je geen fatsoenlijke coalitie smeden. Lees verder op pagina twee.
Ze waren antidemocratische partijen die een dictatuur nastreefden. Hoewel je de SP niet met de communisten op één hoop mag vegen en de PVV niet met de nazi's, zijn SP en PVV extreem genoeg dat de gematigde partijen van het midden liever niet met ze willen regeren. Met de PVV hebben VVD en CDA het in 2010 geprobeerd, maar ze kwamen thuis van een koude kermis. Ik wilde schrijven kerstmis, maar Rutte I viel op 21 april 2012.
De derde overeenkomst, en ik had niet verwacht dat dit ook in Nederland zou gebeuren, is dat de regering antidemocratische noodmaatregelen neemt. Om toch te kunnen regeren, maakte het minderheidskabinet van de in 1930 aangetreden Rijkskanselier Heinrich Brüning gebruik van artikel 48 van de grondwet van Weimar. Dit artikel gaf Rijkspresident Paul von Hindenburg het recht om in noodgevallen nooddecreten te tekenen. Kreeg de Rijkskanselier voor een belangrijk wetsvoorstel in het parlement geen meerderheid, dan liet hij het door de Rijkspresident als decreet in kracht treden.
Het kabinet-Rutte heeft nu via de Algemene Maatregel van Bestuur precies hetzelfde gedaan. Hopelijk blijft het bij deze ene keer. Als het kabinet structureel gebruik gaat maken van de AMvB wordt ons parlementaire stelsel ondermijnd. Dat betekent het einde van de democratie.
De Weimarrepubliek werd in 1933 opgevolgd door de nazidictatuur van Adolf Hitler. Op 30 januari werd hij Rijkskanselier en op 23 maart trok hij via de machtigingswet (Ermächtigungsgesetz) alle macht naar zich toe. Volgens de Duitse journalist en Hitler-kenner Sebastian Haffner was de democratie echter niet afschaft door de Führer, maar hadden zijn voorgangers Heinrich Brüning, Franz von Papen en Kurt von Schleicher dit feitelijk al gedaan. Brüning had de Rijksdag ondermijnd met zijn noodmaatregelen, Von Papen en Schleicher wilden de Rijksdag helemaal buitenspel zetten en probeerden de Weimarrepubliek om te vormen tot een conservatieve, autoritair geleide staat. Hitlers Machtergreifung diende de democratie de genadestoot toe.
Uiteraard zal Nederland niet veranderen in een totalitaire dictatuur, in ieder geval niet via de democratische weg. Daarvoor is, zoals Paul Cliteur ook betoogde in zijn nawoord bij de oratie van Van den Bergh Wat te doen met antidemocratische partijen? uit 1936, de democratische traditie namelijk te sterk geworteld in dit land.
De Weimarrepubliek kampte met onvoldoende draagvlak, in Nederland zijn alleen de SGP, fundamentalistische moslims en buitenparlementaire splintergroeperingen tegen de democratie. Onze democratie wordt vooral bedreigd door de moeilijkheid om bepaalde grote problemen echt aan te pakken, wat leidt tot cynisme, pessimisme en een groeiende kloof tussen burger en politiek.
Deze vertrouwenscrisis schreeuwt om een oplossing. Maar die oplossing ligt niet in het nemen van antidemocratische noodmaatregelen.