Op maandag 30 juni, de dag dat in de buurt van Hebron de dode lichamen van de drie ontvoerde Joodse tieners zouden worden gevonden, brachten wij op journalistenreis met het CIDI een bezoek aan Ramallah, de Palestijnse 'hoofdstad'. Een gedenkwaardig bezoek en ik ben nog lang niet uitgedacht over alle dingen die ik daar heb gezien. Maar hier toch enige indrukken die zijn blijven hangen.
Voordat we naar Ramallah vertrokken, hadden we in ons hotel in Jeruzalem een ontmoeting van een uur met Mark Regev, de woordvoerder van Benjamin Netanyahu. Zelden zo'n professionele functionaris gezien. Op elke vraag had Regev een antwoord en op de meeste vragen anticipeerde hij al. Hij was niet 'smooth', wat je vaak bij communicatiestrategen hebt die de media-oorlogen voor hun bazen voeren, maar zette zelf de zaken op scherp. Niks geen gedraai, gewoon antwoord geven en het (véél) beter weten dan het journaille dat tegenover hem zat. Je zou kunnen zeggen (een derde Intifida hangt in de lucht) dat hij alle stenen al opving voordat wij ze konden gooien. Eigenlijk liet hij ons westerse mediavertegenwoordigers uit het sympathieke Nederland alle hoeken en gaten zien. Later die avond zagen we Regev terug op de Engelstalige zenders in het vijfsterrenhotel in Ramallah, waar hij BBC World en CNN te woord stond over de toenemende spanningen na de vondst van de lijken van de drie ontvoerde tieners. Alleen al door Regev had de Israëlische regering autoriteit.
Een uur later - onze bus had van de checkpoints geen hinder - zaten we in het PLO-hoofdkwartier in Ramallah. Mooie foto's van de jonge Yasser Arafat aan de muur, en van Mahmoud Abbas, als wijze oude man. We hadden een ontmoeting met Hanan Ashrawi, een deftige dame uit een rijke christelijk-Arabische familie uit Jeruzalem en sinds de Oslo-akkoorden uit de jaren negentig het 'verlichte gezicht' van Palestijnse zijde. Het contrast met de zakelijke Regev was groot. Ashrawi weet welke taal ze tegenover westerse journalisten moet spreken (Engels), maar ze wist zich de namen van Max van der Stoel en Hans van den Broek niet te herinneren, hoewel ze die wilde gebruiken om haar band met Nederland te onderstrepen. (Hanan is bij Nederlandse politici populair.) Misschien was ze moe. Maar ook verongelijkt. Alles was weer de schuld van Israël en 'the occupation'. Dat mevrouw Ashrawi zelf een bevoorrecht leven leidt, en haar kinderen op universiteiten in Amerika kan laten studeren (wat ze zelf ook deed), vindt ze heel normaal. Terwijl het dat niet is. Mevrouw Ashrawi trekt voortdurend van leer tegen Israël en Amerika, maar eist wel alle geneugten van een westerse levensstijl op en krijgt daarvoor van datzelfde Westen ook alle gelegenheid en (financiële) steun. Wij Nederlandse journalisten zijn al zo gewend aan deze absurditeit, dat niemand dat raar vindt. Althans, bijna niemand, want het optreden van Ashrawi wekte ook weerzin. Altijd die Palestijnse slachtofferrol, ook bij Palestijnen die nadrukkelijk géén slachtoffer zijn, daar krijgt op den duur iedereen schoon genoeg van. Ook in eigen kring, want Hamas zet zich niet voor niks tegen Fatah af. Niet zo gek dat Ashrawi er vermoeid uitzag. Je gaat denken: verzin eens wat anders en kijk eens in de spiegel. Maar dat doen ze bij de Palestijnse Autoriteit niet.
Die middag bezochten we Rawabi, een indrukwekkend Palestijns nieuwbouwproject ten noorden van Ramallah. Helemaal bedoeld voor de middenklasse die het in Ramallah toch al niet slecht heeft. De stad is helemaal niet zo arm en heeft al tal van prettige wijken. Mij deed Rawabi ook een beetje denken als een beoogde tegenhanger van de omstreden (want 'illegale') Joodse nederzettingen op de Westbank, maar dat bedacht ik pas later. Niet dat er ooit Joden in Rawabi zouden kunnen wonen, zelfs als ze dat zouden willen. Wij moeten begrijpen dat dit niet kan, hoewel er Arabieren in Israël wonen en de Palestijnse manager van dit project er een goede baan in Tel Aviv voor had opgegeven. De sponsoren komen uit Qatar en westerse landen. En uit Israël, maar dat werd er niet bij gezegd.
Later in het Möwenpick Hotel in Ramallah hadden we een ontmoeting met Palestijnse journalisten. Niet in een bijzaaltje, maar op de hoogste verdieping, waar de VIP's bijeenkomen. Dat gebeurt steevast in landen waar het slecht is gesteld met de persvrijheid. Journalisten worden daar als hele belangrijke personen behandeld, en zien dat zelf ook zo. Kijk naar Arabische televisiezenders, die het aan niks ontbreekt. Daardoor lijken ze net echt en heel professioneel, maar ondertussen is hun nieuwsvoorziening permanent antiwesters (wat veel 'kritische' westerse journalisten ook zijn) en houden ze hun eigen autoriteiten uit de wind. Zo ook onze Palestijnse journalisten, die met hun talkshows op televisie tot een bevoorrechte klasse behoren en van wie een enkeling zelfs een Amerikaans paspoort had. En maar klagen hoe moeilijk ze het hadden in hun belangrijke werk, alsof journalisten nooit een strobreed in de weg mag worden gelegd. Zij meenden vooral door Israël te worden dwarsgezeten omdat zij zo 'gematigd' zijn, want juist 'gematigden' zoals zijzelf zouden voor Israël veel gevaarlijker zijn dan jihadisten. Ze zeiden nog net niet dat Hamas door Israël wordt gesteund als voorwendsel om de bezetting gaande te houden, maar kritiek op Fatah was er niet bij. Later liet een p.r.-man van Fatah het woord 'genocide' vallen als aanduiding voor de vernietiging van Palestijnse dorpen tijdens de nakba in 1948, maar hij had geen antwoord op de vraag hoe het dan mogelijk is dat de Palestijnse bevolking zich nadien onder de Israëlische bezetting heeft kunnen verzesvoudigen. Een heel vreemd soort genocide, vond ik, maar deze constatering kwam mij op een terechtwijzing door reisgenoten te staan. Ik zou tendentieuze vragen stellen en suggestieve opmerkingen maken, wat misschien ook zo was.
Ik zal niet zeggen dat Ramallah een eyeopener was. Ik had al gehoord van het luxeleven dat veel Fatahleden leiden en daar komt mijn 'bevooroordeeldheid' ook vandaan. Het is ook niet zo dat je in Ramallah alleen maar SUV's ziet. Naast achteloos op de stoep geparkeerde BMW's zie je ook Transitbusjes en oude rammelkasten waarin de minder gelukkige Palestijnen zich verplaatsen. Maar arm was Ramallah zeker niet. Zelfs het vluchtelingenkamp Amari was in werkelijkheid een gewone woonwijk met auto's, straten en huizen, met posters op de muren die (vrijheid van meningsuiting) tot de gewapende strijd oproepen. Ik heb in Turkije of andere moslimlanden heel wat beroerdere levensomstandigheden gezien. Maar een woordvoerder van de nieuwe Palestijnse eenheidsregering, een gezelschap technocraten onder de vlag van Fatah en Hamas dat geen echte regeringsvertegenwoordigers levert, legde uit dat Ramallah een 'bubble' was en dat we daaruit geen conclusies mochten trekken over het lot van de Palestijnen. Het zal in het niet bezette (door Israël eenzijdig ontruimde) Gaza ongetwijfeld veel erger zijn.
Maar daarin schuilt nu juist het gebrek aan Palestijnse Autoriteit. De hele 'hoofdstad' Ramallah wordt door westerse hulpgelden overeind gehouden en heeft een situatie van afhankelijkheid gecreëerd die corrumperend is. De Palestijnen doen hoogstens alsof ze zichzelf kunnen regeren en geven verder van alles dat misgaat de Israëli's de schuld. Terwijl ze in feite onder een soort luxebezetting leven. Die pijnlijke werkelijkheid onder ogen zien, dat lukt de dames en heren van Fatah niet. Zelfs over de geboorteplaats van Yasser Arafat (waarschijnlijk Caïro en zeker geen Jeruzalem) wordt bij het graf van de grote martelaar die weinig heldhaftig in een Frans ziekenhuisbed is gestorven geen klare wijn geschonken. Wie zulk zelfbedrog voor normaal houdt, kan nooit autoriteit uitstralen. In feite is deze aanhoudende mythevorming de grootste vernedering die de Palestijnse leiders zichzelf en hun eigen volk aandoen. Het maakt het begrip 'Palestijnse Autoriteit' tot een contradictio in terminis, en een van de grootste leugens in de internationale politiek.