Een Palestijnse hofdichter

Geen categorie16 jul 2014, 20:30

Tijdens ons bezoek aan Ramallah op journalistenreis met het CIDI deden we ook een museum aan ter ere van de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish. Ik moet bekennen dat ik nooit van hem had gehoord, een tekort in mijn literaire en politieke opvoeding, maar ik keek mijn ogen uit. Het museum ligt op een mooie plek, op een heuvel vanwaar je aan de ene kant Ramallah kon zien en aan de andere kant Jeruzalem. (Dat laatste ontdekte ik pas toen ik weer thuis was, waardoor ik - héél dom - het uitzicht op de gedroomde Palestijnse hoofdstad heb gemist.)

Mahmoud Darwish (1941-2008) geldt als een grootheid in de Arabische dichtkunst. Hij sprak naast Arabisch ook Engels, Frans en Hebreeuws, en zijn werk is in meer dan twintig talen vertaald, waaronder het Nederlands. Darwish werd in 1941 in Brits-Palestina geboren (soms wordt ook 1942 genoemd; Palestijnse geboortedata en geboorteplaatsen zijn altijd onderworpen aan dichterlijke vrijheden), in Al Birwa, een dorp in Galilea bij de havenstad Akko in wat nu Israël is. Hij stierf in augustus 2008 in een ziekenhuis in Houston (Texas), waar hij een open hartoperatie had ondergaan. Het ticket van Air France waarmee Darwish zijn laatste vlucht naar Amerika maakte, is in het museum te zien. Voor de Palestijnse dichter, een hartpatiënt en een kettingroker, stonden de beste artsen van het Westen klaar. Dat de man communist was, was geen bezwaar. Hypocriet? Welnee, wie dat denkt kent de Arabische wereld niet.

Ik ben niet in staat de literaire betekenis van Darwish te beoordelen, maar hij trok met zijn voordrachten volle zalen (zelfs in Israël), en onze gids in Ramallah, een fixer die ons ook op het PLO-kantoor binnenbracht, vertelde opgetogen dat zij kort voor zijn dood bij zijn laatste openbare optreden was geweest. Daar valt niet mee te spotten. Het is duidelijk dat Darwish veel voor het nationale gevoel van de Palestijnen heeft betekend. Een hofdichter van Arafat was hij misschien net niet, maar hij was zeker een radicale pleitbezorger van de Palestijnse zaak, whatever that may be. Er hangen foto's van Darwish in gezelschap van Yasser Arafat en George Habash, de leider van het Volksfront van de Bevrijding van Palestina, dat vele terroristische aanslagen pleegde. Darwish werd op jonge leeftijd lid van de Israëlische Communistische Partij, woonde in Haifa, en verloor zijn Israëlische staatsburgerschap toen hij in 1970 naar Moskou om te studeren. Toen hij in 1973 lid werd van de PLO, werd hem de toegang tot Israël ontzegd, een wapenfeit waar in het museum hoog wordt opgegeven. Uit alles blijkt dat hij extremer was dan Arafat. Het museum toont prachtige foto's uit de jaren zeventig en tachtig waarop Darwish, altijd met halflang haar, bril, koltrui en sigaret, poseert als een echte Parijse intellectueel, type linkeroever van de Seine. Van Hamas of de islam moest hij niet veel hebben, waardoor hij in het Westen een lieveling van links kon zijn. In de Sovjet-Unie kreeg hij de Lenin Vredesprijs (1983), hij werd Ridder in de Orde van de Kunsten en de Letteren in Frankrijk (1993), en jazeker, Nederland kende hem de Grote Prins Claus Prijs (2004) toe. Een prijs die toen voor € 100.000,- stond genoteerd.

De tijdstippen zijn saillant. In 1983 verkeerde de Sovjet-Unie nog in het Brezjnev-tijdperk, die kort daarvoor was overleden. In 1993, het jaar van de Franse prijsuitreiking, keerde Darwish zich tegen de door Arafat ondertekende Oslo-akkoorden voor een vrede met Israël (waarvan hij voorstander zei te zijn, met de cryptische opmerking dat de Arabische wereld het bestaan van een nucleair bewapend Israël al had erkend). Op 13 oktober 2004 kreeg hij de Prins Claus Prijs, in een tijd dat Ayaan Hirsi Ali voortdurend van zich deed spreken, George W. Bush zijn war on terror voerde en Theo van Gogh nog drie weken te leven had. Daarbij wist men wat voor een politiek vlees men met Darwish in de kuip had. Logisch dat de prijs in Joodse kring (zie ook de blog 'Israël en Nederland' van Franklin ter Horst) omstreden was, maar uiteraard niet bij Anja Meulenbelt, die op haar website Darwish bejubelde en de klacht optekende dat Job Cohen (!) niet bij de prijsuitreiking aanwezig was. Dat werd als belediging ervaren, hoewel de grote Darwish helemaal geen zin in de publieke bijeenkomst had en koningin Beatrix, premier Balkenende en de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer wel bij de feestelijkheid van de partij waren.

Kortom, een interessante man, die Mahmoud Darwish, waarop de haters van de linkse kerk - en de culturele elites die in 2004 in samenspraak met het Koninklijk Huis nog over een flinke prijzenpot beschikten - vrij kunnen schieten. Zelf heb ik daar niet zo'n behoefte aan. Ik ben juist geïntrigeerd door zulke types, die de verbeelding graag aan de macht zien, hun wereldbeeld hebben 'verdiept' in Moskou, met roverhoofdmannen als Arafat en Habash op de foto gaan, in het Westen prestigieuze prijzen krijgen, en voor wie alleen de meest exclusieve gezondheidszorg goed genoeg is. In Houston, Texas, thuisstaat van George W. Bush, die in 2008 nog steeds president was, overigens vergeefs. Na het bezoek aan zijn schrijn in Ramallah weet ik alleen nog steeds niet wat ik van zijn dichtkunst moet vinden. Toegegeven: echt nieuwsgierig ben ik daar niet naar.

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten