Slechts 381.000 kijkers. Meer keken er gisteravond niet naar het door Nieuwsuur georganiseerde Eurodebat op historische locatie.
Zelfs Pauw en Witteman -toch in hun nadagen- haalden gisteravond ruim meer kijkers (500.000). 'Europa' leeft dus niet. Het is eigenlijk een diep trieste constatering. Tegelijkertijd zegt het ook iets over de Europese politiek, die is en blijft voor veel Nederlanders een 'ver van mijn bed show'. Deze constatering zegt twee dingen: één, dat de Nederlander primair gericht is op zijn eigen land; en twee, dat de Nederlander straks van een enorme koude kermis thuis komt, als deze uiteindelijk in de gaten krijgt dat zijn land alleen nog in naam bestaat, maar verder wordt bestuurd vanuit een centralistisch Brussel. Want dat proces is volop gaande. Er zijn slechts twee partijen, die bewust dit sluipende proces van soevereiniteitsoverdracht mordicus veroordelen: de PVV en Artikel 50. Maar die laatste partij was niet eens uitgenodigd bij het debat.
Dat is dan toch wel een klein missertje van Nieuwsuur, want het argument dat die partij te klein zou zijn met één europarlementslid gaat niet op, want ook Dennis de Jong van de eenmansfractie van de SP zat aan tafel. Nu stond lijsttrekker De Graaff van de PVV -als enige eurokritische partij- er alleen voor; hetgeen hij overigens uitstekend deed: rustig en kalm, ondanks vele irritante interrupties van Hans van Baalen. De VVD-lijsttrekker, die vrijwel nooit in de plenaire zaal in Straatsburg te vinden is als zijn werk gedaan moet worden, te weten stemmen, maar wel altijd vooraan staat als er camera's in de buurt zijn. We herinneren ons allemaal zijn beschamende optreden op het Maidan in Kiev, Oekraïne, nog wel.
Enfin, het debat dan. Op historische locatie: kasteel Neercanne, waar destijds het Verdrag van Maastricht werd getekend, waarin besloten werd om de euro in te voeren. Het debat, dat eigenlijk geen debat was kan ik beter zeggen, want evenals collega Tim, vond ook ik het een uitermate teleurstellende avond, waarin voor het merendeel uit het hoofd geleerde partijclichés de revue passeerden. De 'thuisblijvers' hadden dus groot gelijk door niet te kijken. Aan Nieuwsuur lag dat niet. Men had vier prikkelende stellingen bedacht waar de lijsttrekkers op konden reageren. Die stellingen luidden achtereenvolgens:
1. Nederland moet uit de euro
2. Er moet een Europese werkloosheidsnorm komen
3. Het Europees parlement moet een echt parlement worden met echte macht
4. Vrije migratie hoort niet bij de Europese Unie
Me dunkt, dat zijn prima debatstellingen. Maar helaas bakten de dames en heren lijsttrekkers er weinig van. De enige twee die probeerden er nog wat van te maken waren Peter van Dalen van de Christen Unie en Marcel de Graaff van de PVV, maar net als het interessant begon te worden werd hij onderbroken door Van Baalen of moest er wegens tijdgebrek overgegaan worden naar het volgende onderwerp. Televisiedebatten met zoveel deelnemers en zoveel stellingen zijn per definitie gedoemd om oppervlakkig te blijven. Te overwegen valt of het niet beter is om één onderwerp te nemen, bijvoorbeeld stelling 1, en dan anderhalf uur met maximaal vier kandidaten het onderwerp uit te spitten. Zoals afgelopen dinsdag het geval was in het mini-debatje tussen Rabo-man Boonstra en Bruno de Haas. Persoonlijk zou ik een format prefereren van een uitgesproken voorstander van een federaal Europa (D'66) en een verklaard tegenstander (PVV), aangevuld met twee economen, die eveneens van opvatting verschillen. Dan krijg je tenminste een debat waar je als kijker wat aan hebt. Nu was het voornamelijk partijprogrammapunten opdreunen en dat is stomvervelend om naar te kijken.
Op deze manier krijg je het volk ook niet naar de stembus. Want als er één ding duidelijk werd uit de kijkcijfers dan is het wel dat in Nederland het thema 'Europa' niet leeft. Steeds minder leeft mag je wel zeggen, want wie kijkt naar de opkomstpercentages van de Europese verkiezingen, die constateert een dalende trend. Overigens niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Was de opkomst bij de eerste verkiezingen in 1979 nog bijna 62 procent, in de jaren daarna daalde de opkomst gestaag tot 43 procent in 2009. Intussen werd de Europese Unie wel steeds verder uitgebreid: een ruime verdriedubbeling van 9 lidstaten in 1979 tot 28 lidstaten nu. Ik zou zeggen, als het opkomstpercentage lager is dan 50 procent, dan doen we de verkiezingen bij wijze van spreken net zo lang over totdat er een minimale opkomst van boven de vijtig procent is gerealiseerd. Zelfs dan is er nog geen sprake van een voldoende democratische legitimatie voor dat kleine beetje 'Europa', dat zichzelf 'rechtstreeks gekozen' mag noemen: de 751 europarlementariërs. Maar als er deze maand slechts iets meer dan één derde van de kiezers gaat stemmen (en de schattingen schommelen zo rond de 36 procent), dan kun je moeilijk spreken van een representatief parlement. En dat is het natuurlijk ook niet, want er is niet eens een Europees volk.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.